Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Dansmuziek

betekenis & definitie

I. Muziek, welke wordt gecomponeerd met de bedoeling bij een dans te worden uitgevoerd, hetzij dat een van beide het voornaamste aandeel heeft, dan wel, dat zij dezelfde rechten laten gelden.

Hiertoe behoort de oppervlakkige muziek, bestemd voor vermaak, verstrooiing enz. De dansmuziek dus in de engere beteekenis van het woord, welke onderhevig is aan mode, gewoonte van bepaald milieu of van bepaalde periode. Verder de zuiverder, want behalve voor recreatie ook voor edeler doel bestemde volksmuziek (vaak van verheven religieus karakter), hetzij gezongen of gespeeld. Deze laatste houdt in alle cultuurperioden ten nauwste verband met den stand der beschaving, denken en voelen, van ras of stam. Zij vertoont thans, hoewel zij weinig levenskracht bezit, via rhythmische gymnastiek (zie gymnastiek), lichaamsontwikkeling en grooter muziekbesef onder het volk een glimpje van nieuw leven. Ten slotte moeten hieronder worden gerangschikt de kleine of groote stukken, ook dansscènes en balletten (zie daar), waarin niet één bepaald dansrhythme wordt volgehouden, maar waarin de muziek, vaak zelfs zonder van dansrhythmen gebruik te maken, situaties, stemmingen en conflicten weergeeft. Deze laatste, ernstiger dansmuziek, welke slechts door danskunstenaars van breede scholing en goede technische ontwikkeling wordt uitgevoerd, nadert de pantomime (zie daar en onder ballet). De onder deze rubriek genoemde muziek omvat:a. Dansen van alle naties, tijden en stijlen, van de, indertijd overal beoefende, vocale of instrumentale, pavane (zie daar) der 16e eeuw, tot de Engelsche en Amerikaansche trot (zie daar) en step (zie daar) van heden. (Eveneens, als bijna alle soorten, gespeeld of gezongen). De samenvoeging tot paren, als bijv. pavane met gaillarde (zie daar), polonaise met polka (zie onder deze woorden), in het algemeen dus van langzame met daarop volgende vlugge dansen, en tot groepen, vormt den oorsprong der latere suite (zie daar). Zie hieromtrent o.a. de studieboeken op het gebied der vormleer van Bussler, Noatsch, Leich-

ientritt, Riemann, algemeene muziekleer Tan Worp-v. Milligen e.a.; Orchésographie van Toinot Arbeau (1589), 20 Suites d'orchestre van J, Ecorcheville, Le ballet de cour en France van H. Prunières, Geschichte des Tanzes in Deutschland van Böhme, Tanzmusik van O. Bie, de voorrede van Dr, D. F. Scheurleer bij „Nederlandsche dansen der 16e eeuw" (Uit' gave 27 der Vereen, v. Ned. Muz. gesch.), benevens talrijke, verspreidde artt. in tijdschriften. Zie ook in dit lexicon, onder de diverse dansen.

b. Volksliederen en -dansen. Bij oude volken en ook thans nog bij laag ontwikkelde rassen bestaat de muziek slechts in den vorm van „dans”-muziek. Men consulteere, in dit verband o.a. K. Bücher: „Arbeit und Rhythmus", verschillende art. over Aziatische muziek (o.a. Ned. Indië) in deel 5 der Encyclopédie de la Musique (le deel) van Lavignac, Histoire de la chanson populaire en France, verzamelingen van volksliederen (zie hiervoor onder volkslied).
c. Balletmuziek (zie ballet).

II. Muziek, die, hoewel zij in rhythme en structuur ontleend, of ten minste verwant is aan den eigenlijken dans, niet bestemd is om in combinatie met een werkelijken dans te worden uitgevoerd. Deze soort omvat werken, die geïdealiseerde dansen genoemd zouden kunnen worden. Hun wordingsproces is niet zelden gelijk aan de hierboven onder Ic. genoemde soort. Bij een ballet immers is vaak de muziek gereed vóór de choreograpfaische indeeling.

Hiertoe behooren dansen of dansgroepen (suiten) voor verschillende instrumenten en combinaties van instrumenten (ook orkest), dans-variaties en -bewerkingen der groote meesters. Zie onder de betreffende namen.

Vaak is het moeilijk eene duidelijke scheiding te maken tusschen de dansmuziek „voor practisch gebruik" en den veredelden vorm hiervan.

In dezen tijd ontziet men zich niet elke willekeurige muziek, ook deelen van sinfonieën of dergelijke, te gebruiken ter ondersteuning of begeleiding van dansen, welke tevoren los hiervan waren geconcipiëerd, of wel als gegeven voor eene hiernaar te vormen choreographische of mimische scène. Principiëel foutief is dit uitgangspunt feitelijk niet, omdat alle muziek ten slotte „beweging" is. In hoeverre deze echter ook als zichtbare beweging kan of dient te worden uitgevoerd, hangt in laatste instantie af van de competentie van den danskunstenaar.