(Ital., van toccare = aanraken), muziekstuk met breed akkoorden- en passagespel voor een toetsinstrument, meestal orgel of klavecimbel. In de 16de eeuw werd de toccata gekenmerkt door vrijheid van vorm (Frescobaldi.
Merulo, Sweelinck). In de 18de eeuw bleef het virtuoze element prevaleren, maar werd aan de toccata een fuga toegevoegd (Bach), waarmee ze een diptiek vormde. In de Franse symfonische orgelschool is de toccata een virtuoos stuk, vaak als afsluiting van een suite of symfonie. De hedendaagse toccata gaat op zowel Franse als Duitse barokvoorbeelden terug.