Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

Orff, Carl

betekenis & definitie

(München 1895-aldaar 1982), Duits componist en pedagoog, begon zijn muzikale loopbaan als dirigent en pedagoog en studeerde compositie bij Kaminski. Was van 1930-1933 dirigent van de Münchener Bachverein, van 1950-1960 leider van de meesterklasse compositie aan de Musikhochschule te München.

Was tevens directeur van het door hem opgerichte Orff-lnstitut (bij het Mozarteum) te Salzburg. Samen met G.Maendler en C.Sachs ontwierp hij het zgn. Orff-instrumentarium (van slagwerktuigen). De methodes van zijn muziekonderwijs, waarin hij zich een volgeling toont van Jaques-Dalcroze, zijn neergelegd in Schutwerk (1930-1935), dat vooral het zelfmusiccren wil activeren. Componist van vnl. muziekdramatische werken, waarin hij door velen als een belangrijk vernieuwer wordt beschouwd. Zijn voornaamste werken worden gekenmerkt door het overheersen van ostinato, primitieve ritmiek, harmonische ongecompliceerdheid en uiterst eenvoudige, vaak pentatonische, melodiek.Opzienbarend is zijn Antigone (Salzburger Festspiele, 1949).

Sophocles’ tekst (in Hölderlins vertaling) wordt hier min of meer declamatorisch behandeld met een sobere, maar suggestieve muzikale illustratie, waarvoor een orkest van 6 piano’s, 4 harpen en contrabassen, 6 fluiten, hobo’s en trompetten en ca 60 slagwerkinstrumenten worden gebruikt. Zeer bekend werden zijn opera Die Kluge (1943) en de scenische cantates Carmina Burana (1936) en Catulli Carmina (1943). Voorts muziekdramatische werken, Der Mond (1938), Astutuli (1949), Die Bernauerin (1946), Trionfo di Afrodite (1951), Oedipus der Tyrann (1959), tevens orkestmuziek en bewerkingen van Monteverdi’s Orfeo en II ballo dell’ingrate (1940).

< >