de maker van een muziekstuk. De plaats van de componist in de maatschappij is erg verschillend naar gelang van de cultuurperioden.
In het westen tot ca 1200 anoniem priester of monnik, met de opkomst van de stadscultuur krijgt hij een naam en dient hij een broodheer (wereldlijk of geestelijk). Bij de renaissance treedt het individu op de voorgrond, maar het dienstverband blijft bestaan, hoewel het mecenaat deze band versoepelt (o.m. Händel te Londen). Na de Franse Revolutie wordt de componist autonoom (o.m. Beethoven). De componist kan in opdracht van o.m. uitgevers werken.