start - zelfstandig naamwoord
1. wat het eerst gebeurt, wat je het eerst doet
♢ bij de start van de wedstrijd was ik nog lekker fris
1. een slechte start hebben
[een moeilijke beginperiode]
2. een valse start
[starten voordat het vertreksein gegeven is]
3. van start gaan
[beginnen]
Zelfstandig naamwoord: start
de start
Synoniemen
aanvang, begin
Tegenstellingen
eind, einde, end, slot
Gepubliceerd op 14-11-2017
start
betekenis & definitie