samenvoegen - regelmatig werkwoord
uitspraak: sa-men-voe-gen
1. bij elkaar plaatsen en met elkaar in verband brengen
♢ de verschillende afdelingen zijn samengevoegd tot één nieuw bedrijf
Regelmatig werkwoord: sa-men-voe-gen
ik voeg samen (... ik samenvoeg)
jij/u voegt samen (... jij samenvoegt)
hij/zij voegt samen (... hij samenvoegt)
wij/zij/jullie voegen samen (... wij samenvoegen)
ik/jij/u/hij/zij voegde samen (... ik samenvoegde)
wij/zij/jullie voegden samen (... wij samenvoegden)
hij heeft samengevoegd
de/het/een samengevoegde ....
Synoniemen
combineren
Tegenstellingen
losmaken, opsplitsen, scheiden, splitsen
Gepubliceerd op 14-11-2017
samenvoegen
betekenis & definitie