opklimmen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: op-klim-men
1. naar boven klimmen
♢ tegen de heuvel opklimmen
2. op een hoger niveau komen
♢ hij is tot de hoogste rang opgeklommen
Onregelmatig werkwoord: op-klim-men
ik klim op (... ik opklim)
jij/u klimt op (... jij opklimt)
hij/zij klimt op (... hij opklimt)
wij/zij/jullie klimmen op (... wij opklimmen)
ik/jij/u/hij/zij klom op (... ik opklom)
wij/zij/jullie klommen op (... wij opklommen)
hij is opgeklommen
de/het/een opgeklommen ....
opklimmend, opklimmende
Tegenstellingen
afdalen
Gepubliceerd op 14-11-2017
opklimmen
betekenis & definitie