omcirkelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-cir-ke-len
1. ergens in een cirkel omheen gaan
♢ het vliegtuig omcirkelde de stad
2. ergens een cirkel omheen zetten
♢ je moet het goede antwoord omcirkelen
Regelmatig werkwoord: om-cir-ke-len
ik omcirkel
jij/u omcirkelt
hij/zij omcirkelt
wij/zij/jullie omcirkelen
ik/jij/u/hij/zij omcirkelde
wij/zij/jullie omcirkelden
hij heeft omcirkeld
de/het/een omcirkelde ....
omcirkelend, omcirkelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
omcirkelen
betekenis & definitie