meelopen

betekenis & definitie

meelopen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: mee-lo-pen

1. met iemand anders lopen
♢mag ik een eindje met u meelopen?
2. in functie zijn
♢hij loopt al een aantal jaren mee als boekhouder
3. voordelig of gunstig voor iemand zijn
♢wat hij ook doet, alles loopt Teun mee

Onregelmatig werkwoord: mee-lo-pen
ik loop mee (... ik meeloop)
jij/u loopt mee (... jij meeloopt)
hij/zij loopt mee (... hij meeloopt)
wij/zij/jullie lopen mee (... wij meelopen)
ik/jij/u/hij/zij liep mee (... ik meeliep)
wij/zij/jullie liepen mee (... wij meeliepen)
hij is meegelopen
de/het/een meegelopen ....