knielen - regelmatig werkwoord
uitspraak: knie-len
1. je op je knieën laten zakken
♢ vroeger moest je knielen in de kerk
Regelmatig werkwoord: knie-len
ik kniel
jij/u knielt
hij/zij knielt
wij/zij/jullie knielen
ik/jij/u/hij/zij knielde
wij/zij/jullie knielden
hij heeft geknield
de/het/een geknielde ....
knielend, knielende
Gepubliceerd op 14-11-2017
knielen
betekenis & definitie