doorzetten - regelmatig werkwoord
uitspraak: door-zet-ten
1. groter of heviger worden
♢ de vorst zet niet door, dus er komt geen ijs
2. ermee door blijven gaan
♢ als je nog even doorzet, dan lukt het wel
Regelmatig werkwoord: door-zet-ten
ik zet door (... ik doorzet)
jij/u zet door (... jij doorzet)
hij/zij zet door (... hij doorzet)
wij/zij/jullie zetten door (... wij doorzetten)
ik/jij/u/hij/zij zette door (... ik doorzette)
wij/zij/jullie zetten door (... wij doorzetten)
hij heeft doorgezet
de/het/een doorgezette ....
Synoniemen
ophopen, standhouden, toenemen, uithouden, volhouden
Tegenstellingen
afnokken, eindigen, ophouden, staken, stoppen, uitscheiden, verkleinen, verminderen, verzachten
Gepubliceerd op 14-11-2017
doorzetten
betekenis & definitie