circuit - zelfstandig naamwoord
uitspraak: cir-kwie
1. baan waarop racewedstrijden gehouden worden
♢ de wedstrijd is op het circuit van Zandvoort
2. groep apparaten waarbinnen iets rondgepompt of -gezonden wordt
♢ ze hebben daar voor de beveiliging een gesloten tv-circuit
3. groep mensen die met elkaar in verbinding staan
♢ hij hoort bij het circuit van de gemeentebestuurders
Zelfstandig naamwoord: cir-kwie
het circuit
de circuits
het circuitje
Synoniemen
racebaan
Gepubliceerd op 14-11-2017
circuit
betekenis & definitie