afraden - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-ra-den
1. adviseren iets niet te doen
♢ ik moet je afraden met hem op de vuist te gaan
Regelmatig werkwoord: af-ra-den
ik raad af (... ik afraad)
jij/u raadt af (... jij afraadt)
hij/zij raadt af (... hij afraadt)
wij/zij/jullie raden af (... wij afraden)
ik/jij/u/hij/zij raadde af (... ik afraadde)
wij/zij/jullie raadden af (... wij afraadden)
hij heeft afgeraden
de/het/een afgeraden ....
afradend, afradende
Synoniemen
ontraden
Tegenstellingen
aanraden, adviseren, raden
Gepubliceerd op 14-11-2017
afraden
betekenis & definitie