Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Het stadhuis in Delft

betekenis & definitie

Het stadhuis (Markt 87) is een fors vierkant gebouw met een kleine (oorspronkelijk open) binnenplaats en een ingebouwde toren. Deze toren verrees eind 13de eeuw als de grafelijke gevangenis (Nieuwe Steen).

Aan de westzijde van de binnenplaats zijn resten van het Oude Steen aangetroffen (tweede helft 13de eeuw). In 1436 kwam de stad in bezit van het complex, waarna aan de noordzijde een ‘stedehuys’ verrees. De toren kreeg rond 1450 een gewelf, de (verhoogde) begane grond werd raadkamer en het hoger gelegen cachot kreeg een stedelijke functie. Verder werd de toren toen verhoogd met een laat-gotische, met Gobertangesteen beklede, lantaarn en een omloop met balustrade (dichtgezet rond 1840). Aan de westzijde verrees rond 1500 een natuurstenen traptoren. In 1536 brandde het stadhuis uit en opnieuw in 1618.

De stadhuistoren bleef bij de laatste brand vrijwel ongeschonden; het tentdak met de decoratieve wijzerplaten stamt van kort na 1536. In de toren hangen klokken gegoten door Henrick van Trier (1570) en François Hemony (1659).

Hendrick de Keyser maakte een plan voor de in 1619-'20 uitgevoerde herbouw, waarbij het stadhuis aan drie zijden een met zandsteen beklede maniëristische gevel kreeg met een Vlaamse gevel aan de noord- en de zuidzijde. De rijk uitgevoerde voorgevel met vensters voorzien van schelpvormige bekroningen kent een superpositie van dorische, ionische en corinthische pilasters, de laatste in een aedicula-vormige opbouw met segmentvormig fronton, Justitiabeeld en het wapen van Holland. De uiteindelijke vorm hiervan, evenals de toegevoegde dakbalustrade, zijn nadere uitwerkingen van de Delftse uitvoerders van de herbouw. Aan de voorzijde bevindt zich de door een arcade van de Vierschaar gescheiden Burgerzaal, aan de noordwestzijde de Schepenkamer en aan de zuidwestzijde de Burgemeesterenkamer. In 1660-'64 volgden enkele inwendige verfraaiingen en in 1720-'21 en 1780-'86 enkele herstellingen. Ten behoeve van het kantongerecht wijzigde men in 1825-'44 de indeling van het gebouw.

Zo kreeg de Burgemeesterenkamer een neoclassicistisch interieur. De andere veranderingen zijn bij de restauratie van 1934-'39 (N. Lansdorp) weer verwijderd. Bij de restauratie van 1962-'66 (J. Kruger) zijn de nieuwe schuifvensters en de streng neoclassicistische ingangspartij vervangen door kruisvensters en een reconstructie van de oorspronkelijke overhuifde ingang met overhuifd balkon daarboven. Onder leiding van dezelfde architect is in 1980-'81 een inwendige restauratie uitgevoerd, waarbij onder meer de Vierschaar is gereconstrueerd.

In 1984-'86 is elders een stadskantoor (Phoenixstraat 10-22) gebouwd naar ontwerp van J.M.J. Coenen.

< >