Monumenten in Nederland: Overijssel

R. Stenvert, C. Kolman en Ben Olde Meierink (1998)

Gepubliceerd op 02-01-2020

17de-eeuwse huizen in Deventer

betekenis & definitie

Na 1591 maakte Deventer een korte periode van hernieuwde bloei door die van 1600 tot omstreeks 1640 duurde en waarin eerst de geleden oorlogsschade werd hersteld. Daarnaast ontstonden ook woonhuizen langs de nieuw aangelegde straten, zoals de Graven en de Hofstraat of op de plaats van het gesloopte Cellebroedersklooster.

Het ging daarbij vooral om smalle diepe panden met een hoge begane grond. Een uitzondering vormt het Bouwershuis (Brink 11-12); dit bestaat uit twee haaks op elkaar staande panden in een hoek van de Brink.

Waarschijnlijk zijn daar omstreeks 1630 twee oudere panden samengetrokken achter één gevel en werd kort daarop nr. 11 gebouwd. In de boogvelden van deze maniëristische gevel zitten schelpmotieven; het toegangspoortje herkreeg bij de restauratie in 1939 zijn oude vorm.

In 1726 werd het pand gekocht door Arnold Bouwer en Geertruid van Markel, die omstreeks 1730 het pand inwendig lieten verbouwen, waarbij de zaal werd voorzien van een stucplafond in Lodewijk XIV-stijl, met in reliëf uitgevoerde arabesken, bloemenvazen en sfinx-achtige wezens. De medaillons aan de korte zijden geven scènes uit de rechtspraak weer.

Hetzelfde geldt voor het marmeren reliëf in de schouw, dat Salomo's rechtspraak voorstelt. Een wat latere verbouwing heeft geleid tot een gang met trap in rococo-vormen.

Ook de betimmeringen en het stucwerk in de achterkamer zijn in die stijl. In 1804 werd het pand ingericht tot Hof van Justitie.

Bij de verbouwing in 1805 onder leiding van J.J.

Sorg werd onder meer in de kelder een cachot gebouwd.

In de cellen bevindt zich nog vroeg-19de-eeuwse grafitti, waaronder een schildering voorstellende ruiterfiguren en sleden. Van 1811 tot 1837 was het pand in gebruik als vredegerecht, daarna tot 1877 arrondissementsrechtbank en later kantongerecht.Karakteristiek voor Deventer zijn de maniëristische in- en uitgezwenkte topgevels met overhoekse of vlakke pinakels, horizontaal geleed door muizentanden, die ook wel Gelders-Overijsselse gevels genoemd worden. De oudste gevels hebben overhoekse pinakels, zoals de herbouwde gevel Noordenbergstraat 17-19 (1583), Korte Noordenbergstraat 27 (1594) en Walstraat 16 uit omstreeks 1600. Men name de gevels met vlakke pinakels of pilasters zijn te beschouwen als de zandsteenarme variant van de maniëristische Vredeman de Vries-gevel. Menstraat 23, met oeil-de-boeuf en afgesloten door een fronton, is hier het mooiste voorbeeld van, omdat de architectonische details verwijzen naar De Drie Haringen (Brink 55). Het refugiehuis van Ter Hunnepe (Menstraat 22) werd in 1609 gebouwd voor inmiddels protestantse kanunnikessen en heeft aan beide zijden een dergelijke gevel. De Linnenkist (Hofstraat 8-10), gebouwd in 1623, is een gaaf voorbeeld van een dubbele gevel.

De onderpui stamt uit 1821 toen er zich een handel in koloniale waren in vestigde. Andere voorbeelden zijn Rijkmanstraat 13 (1612), Grote Overstraat 61 (1614), Papenstraat 83 (1616), Spijkerboorsteeg 12 (1627), Walstraat 84 (1630), Kleine Overstraat 23 (1633), Menstraat 25, Noordenbergstraat 15, Smedenstraat 21-25, Smedenstraat 136-138 en Walstraat 125-127. Hersteld of gereconstrueerd zijn de gevels van Menstraat 21, Bergstraat 45-49 (1629) en Noordenbergstraat 42-44 (1640). Het pand Menstraat 20 met zijn overhoekse gevels uit omstreeks 1620 werd in 1969 uit Zevenaar hierheen verplaatst. Enkele 19de-eeuwse navolgingen zijn Smedenstraat 31 (omstreeks 1885) en Graven 12 (1902), ontworpen door G. en W. te Riele. De maniëristische trapgevels uit deze tijd hebben zandstenen dekplaten, maar zijn verder sober van vorm.

Karakteristiek vanwege zijn hoge begane grond met insteek is Smedenstraat 64. Noordenbergstraat 6 (1624) werd gebouwd op de plaats van het Cellebroedersklooster. Sterk aan elkaar verwant zijn de forse trapgevels Het Cromholt (Bergschild 15) uit omstreeks 1625 en Menstraat 11 (1631). Andere voorbeelden zijn Bagijnenstraat 5, Noordenbergstraat 24, Menstraat 35, Graven 10 (1641) en Nieuwstraat 25-27 (1645).

D'Swarte Cat (Korte Assenstraat 9) heeft een late trapgevel met ingezwenkte top uit 1689, gebouwd voor een in opzet 15de-eeuws huis.

Diverse huizen hebben hun topgevel verloren en zijn slechts in ankers gedateerd: Lange Bisschopstraat 35 (1585), Brink 3-4 (1598), Kleine Overstraat 9 (1611), Achter de Broederen 2-4 (1615), Assenstraat 38-50 (1617), Bergschild 22 (1624), 24-26 (1624), 18-20 (1625), Smedenstraat 46 (1640), Noordenbergstraat 32 (1641), 38 (1644), Rijkmanstraat 48 (1644), 50-52 (1648).

In het midden van de 17de eeuw ontstond een aantal verhoogde halsgevels waarvan de top is versierd met klauwstukken en door een fronton wordt afgesloten. Het rijke pand van de familie Temminck, Brink 10 (1645), met zijn van schelpen en cartouches voorziene boogvelden boven de vensters is een goed voorbeeld. Aan de achterzijde zit nog een gevel uit het einde van de 16de eeuw, met in- en uitgezwenkte top en overhoekse pinakels. Andere voorbeelden zijn Menstraat 26 (1649), Korte Bisschopstraat 16 (hersteld in 1960), Kleine Overstraat 38 (1651) en Graven 27 (1661). De mooiste voorbeelden van deze rijke classicistische vormgeving zijn De Blauwe Hand (Graven 16-18), in 1652 gebouwd voor de blauwverver Barthold van Ophuijsen, en het van doek- en bloemfestoenen voorziene pand Het Loo (Kleine Poot 12-14), voor de zijdewinkelier Arent Arents, dat van 1945 tot 1969 als brandweerkazerne diende. Het voor Rutger Antoni gebouwde huis De Reiger uit 1676 is een laat voorbeeld van een dergelijke gevel.

Van smalle classicistische pilastergevels zijn er twee bewaard gebleven. Grote Poot 12 uit omstreeks 1660 is zijn geveltop omstreeks 1900 kwijt geraakt. Het laat-middeleeuwse huis Assenstraat 4 kreeg in 1653 een nieuwe gevel voor de stadsapotheker Herbert Arentsen. In het fries boven de ionische pilasters staat de spreuk ‘Deo Fidendum, Medicis Utendum’ (Vertrouw op de Heer en maak gebruik van de doktoren). In 1853 werd het een kruidenierswinkel en omstreeks 1900 kreeg het een nieuwe pui. Na sloop in 1978 volgde herbouw in 1981. In het midden van de 17de eeuw verschenen ook enkele poortjes in classicistische vormgeving.

Roggestraat ong. (vroeger Lange Bisschopstraat 56) is een zandstenen gangpoort met twee rijk bewerkte corinthische pilasters uit omstreeks 1660, hier in 1988 herbouwd. Het poortje van het Meyershoff (Bergkerkplein 7, vroeger Achter de Broederen) ontstond in 1661 ter afsluiting van een in 1455 door Arent Meijer gesticht hofje en kreeg omstreeks 1960 zijn huidige plaats. Golstraat ong. (vroeger Engestraat) is een ionisch poortje met klokgevel, gebouwd in 1670, en omstreeks 1988 op zijn huidige plaats neergezet. Het tot toegang verbouwde gangpoortje naast Polstraat 14 staat nog op zijn originele plaats. De rococodeur heeft een zandstenen ionische aedicula uit omstreeks 1670. Het Jordenshof (Kleine Overstraat 25-31) heeft een gangpoort met zandstenen elementen en een gevelsteen uit 1644 in de herinneringsbank.

Het door Ewold Keizer in de Pontsteeg gestichte hofje werd in 1856 hierheen overgebracht. De hofjeswoningen zijn in 1930-'31 naar plannen van W.P.C. Knuttel vernieuwd.

In het derde kwart van de 17de eeuw werden enkele brede pilastergevels gebouwd. Het mooiste en rijkste voorbeeld is Polstraat 18, ontstaan in 1664 in opdracht van de hoogleraar aan het Atheneum Gosewijn Hogers, die het jaar daarvoor was gehuwd met Freda Quaadtacker. De voorgevel wordt geleed door kolossale ionische pilasters met festoenen ertussen; de gevel als geheel wordt bekroond door een hoofdgestel met fronton. Inwendig heeft het pand rococo-stucwerk, een schouw met gestucte Lodewijk XVI-decoraties, rococo-deuromlijstingen, alsmede 18de-eeuwse beschilderde behangsels die wandtapijten imiteren. Brink 68, gebouwd voor burgemeester Hendrick Terborch, heeft een eenvoudiger kolossale ionische pilastergevel met smeedijzeren hekwerk en stoepbordes. De linker twee traveeën zijn omstreeks 1880 toegevoegd.

Inwendig bevat het rococo- en Lodewijk XVI-stucwerk, evenals geschilderde behangsels met landschappelijke voorstellingen en geschilderde behangsels met bosschages en vogels, gemaakt rond 1780 toen het huis door Arnold Jacob Weerts werd bewoond. De keuken is geheel betegeld. In het linker gedeelte van het pand is het 19de-eeuws aanzien grotendeels gespaard. Polstraat 39 uit omstreeks 1670 heeft vier kolossale corinthische pilasters. Stromarkt 8 is een kapittelhuis dat in 1670 werd gekocht door Fenna Nolles, die kort daarop met Berent Hagedoorn trouwde en toen het pand inwendig liet voorzien van een geschilderde koepel met ornamentele motieven, luchtgezicht en vogels en een schouw met snijwerk. Het snijwerk op de verdieping is 18de-eeuws.

Omstreeks 1860 werd een nieuwe voorgevel verbouwd die bij de restauratie in 1964 onder leiding van W.P.C. Knuttel een pseudo-Lodewijk XIV-pronkgevel kreeg, vervaardigd door L.F.E. van der Tuuk.