Monumenten in Nederland: Noord-Brabant

Ton Kappelhof, Chris Kolman, Ben Kooij, Ben Olde Meierink, Nelleke Reijs en Ronald Stenvert (1997)

Gepubliceerd op 30-06-2017

De (Herv.) Grote of O.L. Vrouwekerk in Breda

betekenis & definitie

De (Herv.) Grote of O.L. Vrouwekerk (Torenstraat 20) is een geheel met natuursteen beklede kruisbasiliek en een vertegenwoordigster van de Brabantse gotiek op het hoogtepunt van haar bloei.

De kerk bestaat uit een driebeukig schip met zijkapellen, een dwarspand en een driebeukig koor met omgang. Het koor wordt aan de noordzijde geflankeerd door de Prinsenkapel (voorheen O.L. Vrouwekapel) en aan de zuidzijde door de voormalige Sacramentskapel. Aan de westzijde verheft zich tussen de doorgetrokken zijbeuken een majestueuze toren. De kerk, in 1269 voor het eerst genoemd, werd in 1303 tot kapittelkerk verheven. Sinds 1637 is het een protestantse kerk.

Resten van een 14de-eeuwse voorgangster zijn onder de huidige kerk gevonden. De bouw daarvan begon omstreeks 1410 met het koor. De drie westelijke traveeën van de noordelijke en de zuidelijke koorzijbeuk kwamen apart tot stand. Deze zijbeuken dienden toen nog als zelfstandige kapellen en hadden geen scheibogen naar het hoogkoor. De arcades tussen koorzijbeuken en hoogkoor werden later alsnog aangebracht. De rechte zijden van het hoogkoor schoorde men met luchtbogen.

Vermoedelijk tussen 1440 en 1468 voltooide men het transept en het driebeukige schip met de zijkapellen, met uitzondering van de twee meest westelijke schiptraveeën. De muren van het middenschip schoorde men met luchtbogen. De westtoren verrees tussen 1468 en 1509. De laatste twee traveeën van het schip kwamen tot stand toen de toren voldoende hoogte had om de aansluiting te maken. De schipzijbeuken werden langs de toren doorgetrokken en voorzien van vijfhoekig uitgebouwde zijkapellen.

Tijdens een laatste grote bouwfase tussen 1526 en 1536 kwam, aansluitend op de bestaande koorzijbeuken, de kooromgang tot stand. De sluiting van het hoogkoor behield de zware steunberen van de 15de-eeuwse aanleg. Verder verrezen de O.L. Vrouwe- of Prinsenkapel (gereed in 1533) en de H. Sacramentskapel (gereed in 1536). Van de Prinsenkapel werd de meest westelijke travee gereserveerd voor een H. Kruiskapel. Tegen de zuidmuur van de Sacramentskapel bouwde men de sacristie met op de verdieping een kapittelzaal. Het exterieur van de kerk kreeg een vrij sobere versiering. Alleen de kooromgang met aanbouwen voorzag men van balustrades met flamboyant traceerwerk en met bijzonder renaissance-beeldhouwwerk in de wimbergen en de zwikken aan weerszijden daarvan. De uitgebouwde kapel aan de noordzijde van het schip is ook 16de-eeuws.

In 1904 begon een algeheel herstel van het kerkgebouw. Dit herstel vond plaats in verschillende etappen en werd in 1968 voltooid. Nagenoeg al het beeldhouwwerk van de kooromgang en aanbouwen is tijdens de restauratie vernieuwd, waarbij waar mogelijk het oude, sterk verweerde werk is gekopieerd. De wimbergen en de zwikken bij de kooromgang heeft men echter met vlak metselwerk gevuld. Van de zijkapellen langs het schip zijn er zowel aan de zuid- als de noordzijde drie voorzien van een topgeveltje met traceringen; de overige kregen een rechte gootlijst. Een nieuwe restauratie, voornamelijk gericht op het vervangen van verweerd natuursteenwerk van eerdere herstellingen, begon in 1995 en zal naar verwachting in 1997 worden afgerond.

Het kerkinterieur is ruim en licht. Slanke zuilen met koolbladkapitelen scheiden middenschip en hoogkoor van de zijbeuken. Behoudens een enkel stergewelf is het geheel overdekt met kruisribgewelven, waarvan de ribben zonder onderbreking overgaan in schalken, die op de kapitelen rusten. De stijlen van het rijke (vernieuwde) maaswerk van de vensters zetten zich voort in de traceringen van het triforium. De wand tussen toren en kerk was oorspronkelijk open, maar werd in 1715 gedeeltelijk gedicht om hier het orgel te kunnen plaatsen. In 1949 is die wand volledig gedicht.

Veel sluitstenen van het gewelf zijn voorzien van figuratief beeldhouwwerk met daaromheen schilderingen van ranken en bladeren. Deze kwamen tevoorschijn onder de lagen witkalk waarmee het gehele interieur na de hervorming was bedekt. Volgens een gevonden opschrift is dit schilderwerk in 1537 aangebracht door ‘Yaiant den Schilder’. Het gewelf van de viering werd aan het eind van de 15de eeuw beschilderd met musicerende engelenfiguren en het gewelf van de O.L. Vrouwe- of Prinsenkapel kreeg in 1533 een beschildering met verguld lofwerk. Deze afwerking van de Prinsenkapel hangt samen met de inrichting als grafkapel door Hendrik III van Nassau. In de kerk zijn verschillende muurschilderingen aangetroffen. Daarvan noemen we een voorstelling van de Annunciatie tegen de noordwand van het dwarspand (midden 15de eeuw) en een grote voorstelling van Christoforus op de westwand naast de toren (tweede helft 15de eeuw).

De kerk bezit een rijke inventaris, hoewel tijdens de beeldenstorm in 1566 veel werd vernield en beschadigd. De twee dubbele koorbanken dateren van omstreeks 1445. De rijk gesneden wangen aan de oostzijde tonen scènes uit het leven van Maria en St.-Barbara; de misericordes zijn levendig met figuren versierd. De dorsalen zijn van kort na 1625. De overige, eenvoudige koorbanken dateren van omstreeks 1525. Het gegoten koperen doopvont met overhuiving op zuiltjes werd in 1540 gekocht te Antwerpen. Peter van Beers maakte de bijbehorende smeedijzeren hefarm.

In het noordtransept hangt een groot drieluik uit 1550 in de trant van Jan van Scorel, met op het middenpaneel een afbeelding van het vinden van het H. Kruis door keizerin Helena. Het houten koorhek op stenen voet en met koperen spijlen werd in 1581 vervaardigd met gebruikmaking van ouder materiaal. De rijk bewerkte renaissance preekstoel met bijbehorende koperen leuning, lessenaar en kandelaars, dateert uit het midden van de 17de eeuw. Uit dezelfde tijd is het doopbekken met houder. Verder zijn er nog de zogenaamde Prinsenbank uit 1663 en het Gebeden- en het Tien Gebodenbord uit 1669. Het orgel heeft nog een rugpositief uit 1534 en 17de-eeuwse vleugels met voorstellingen van David en Goliath en de overbrenging van de Ark des Verbonds, maar is verder ingrijpend gemoderniseerd.

Tot de tijd van Willem van Oranje zijn de heren van Breda en hun familieleden in de kerk begraven. De kerk bezit bijzondere grafmonumenten, die van extra groot belang zijn omdat elders na de beeldenstorm in de Nederlandse kerken zo weinig beeldhouwwerk bewaard is gebleven. De zwaar geschonden tombe van Jan II van Polanen († 1372) toont de overledene met twee van zijn drie echtgenotes: Oda van Horne en Mechteld van Rotselaer. Tegen de noordwand van de kooromgang staat de tombe van Jan III van Polanen († 1394) met fragmenten van zijn beeltenis. Het rijk gebeeldhouwde kalkstenen grafmonument voor Engelbrecht I van Nassau († 1442) heeft men in 1860 zeer ingrijpend gerestaureerd. Het monument toont de knielende figuren van Engelbrecht, zijn vrouw Johanna van Polanen († 1445), hun zoon Johan († 1475) en diens vrouw Maria van Loon († 1502) met hun beschermheiligen.

Uit dezelfde tijd als het monument, omstreeks 1475, dateert het mooi gesmede ijzeren hek. In een kapel aan de noordzijde van het schip bevindt zich het laat-15de-eeuwse grafmonument voor een onbekende met het beeld van een naakte man voor een achterwand met fijn geprofileerde nisjes. Hendrik III van Nassau richtte ter nagedachtenis van zijn oom en erflater Engelbrecht II van Nassau († 1504) en diens vrouw Cimburga van Baden († 1501) de O.L. Vrouwekapel in tot grafkapel. Hierin werd een omstreeks 1530 door een onbekende beeldhouwer vervaardigd grafmonument opgesteld, uitgevoerd in rijke vroeg-renaissancistische stijl. Op een zwart marmeren sokkel, met langs de rand albasten wapenschilden, liggen de in albast uitgevoerde figuren van de gestorvenen, overhuifd door een in 1952 vernieuwde zwartmarmeren zerk met daarop in albast de stukken van een wapenuitrusting. Vier knielende albasten mannenfiguren dragen de zerk. Ze verbeelden deugden, verpersoonlijkt in Julius Caesar (dapperheid), Marcus Atilius Regulus (edelmoedigheid), Hannibal (volharding) en Philippus van Macedonië (voorzichtigheid). De eerste drie zijn uitgebeeld in harnas, met reliëf dat zeer fijn drijfwerk imiteert.

Aan de achterzijde van de koorabsis staat een geschonden graftombe in vroege renaissance-stijl voor Frederik van Renesse (†1538) en zijn echtgenote Anna van Hamale van Elderen (†1550). Deze tombe is vrijwel identiek aan een tombe uit omstreeks 1540 voor Gerrit van Assendelft en Beatrix van Dalem in de St.-Jacobskerk te 's-Gravenhage. Op de tombe liggen de albasten beeltenissen van de overledenen. Een fijn gedetailleerde nis in de achterwand bevat een albasten Moeder van Smarten, omgeven door ronde, albasten reliëfs met de Zeven Smarten van Maria, eveneens van albast.

Verder is de kerk een aantal interessante epitafen rijk. De oudste, voor Joris van Froenhusen (†1512), is voorzien van een verguld koperen reliëf met St.-Joris en de draak. De vier epitafen in de kooromgang, opgericht voor Nicolaas Vierling (†1546), Jan van Hulten (†1554), Jan van Dendermonde-Borgnival (†1536: epitaaf gedateerd 1555) en een onbekende, zijn uitgevoerd in de levendige vroeg-renaissancistische-stijl van Cornelis Floris. Bij de beeldenstorm gingen alle figuren en portretbustes verloren. In dezelfde trant maar veel groter en monumentaler is het epitaaf voor Dirk van Assendelft (†1553) en zijn vrouw Adriana van Nassau (†1558) in een kapel aan de noordzijde van het schip. De gestorvenen zijn in albast uitgebeeld, knielend in een nis met op de achterwand een (zwaar beschadigd) reliëf met het Laatste Oordeel. In het koor ten slotte bevindt zich een epitaaf in Lodewijk XV-stijl voor Andreas August, graaf van Pretorius (†1762). Onder de vele gebeeldhouwde grafzerken in de kerk zijn er nog enkele die een versiering met gegraveerde koperen platen bewaard hebben, zoals die voor kanunnik Willem van Galen (†1539), kapelaan Adrianus Heys (†1550) en Jean de Boubert-Pergamont, rentmeester van het kasteel (†1550).