De windmotor, ten zuidwesten van het dorp op de zomerdijk in de Genderse Uiterwaard, heeft een metalen torengeraamte met bovenin een groot schoepenrad met staartvin.
Door het rad worden, via een assenstelsel, watervijzels in beweging gebracht. Dergelijke windmotoren werden vooral tussen 1900 en 1930 geplaatst om een betere waterbeheersing in de polders te bewerkstelligen. In tegenstelling tot de traditionele poldermolens deden ze ook in windstille tijden hun werk, omdat dan een door olie of steenkolen aangedreven motor het werk van het schoepenrad overnam.