Monumenten in Nederland: Gelderland

Sabine Broekhoven, Chris Kolman, Ben Olde Meierink, Ronald Stenvert en Marc Tenten (2000)

Gepubliceerd op 02-01-2020

De (Herv.) Eusebius- of Grote Kerk in Arnhem

betekenis & definitie

(Kerkplein 1) is een forse, driebeukige kruisbasiliek met een hoge, ingebouwde westtoren, een opengewerkte houten vieringstoren en een vijfzijdig gesloten kooromgang.

De kerk was oorspronkelijk gewijd aan Sint Maarten. Ten zuiden van het huidige koor zijn bij opgravingen restanten gevonden van een pré-romaanse zaalkerk (9de-10de eeuw) en een daaruit ontwikkelde kruiskerk met toren (11de eeuwcirca 1200). De plattegrond van die kerk is deels zichtbaar gemaakt in de bestrating bij het huidige koor. Onder dit koor trof men de restanten aan van de eerste gotische bouwcampagnes; allereerst een nevenkapel bij de romaanse kerk (eind 13de eeuw) en vervolgens een driebeukige kerk (omstreeks 1400) met uitbreidingen (1420-'21). In 1452 begon men aan de bouw van de huidige kerk in de stijl van de late Nederrijnse gotiek. Na een schenking aan de kerk van relieken van Sint Eusebius in 1453 werd deze de belangrijkste heilige van de kerk.

Het driebeukige schip, de onderbouw van de toren en het zuidportaal dateren van de eerste bouwcampagne (1452-'78). Het zuidportaal heeft een fraaie laatgotische natuurstenen gevel met vier heiligenbeelden, waaronder dat van St. Maarten (gerestaureerd). Ernaast werd eind 15de eeuw de Eusebiuskapel toegevoegd. De langs de toren doorgetrokken delen van de zijbeuken richtte men in tot kapellen. De St.-Annakapel aan de noordzijde van de toren kwam in 1503 gereed.

Het transept en het koor van de kerk kwamen tot stand na de afbraak van het resterende deel van de oude kerk in 1511. Het transept werd blijkens een jaartal op het gewelf van de noorderdwarsarm rond 1529 voltooid. De overwelving van de kooromgang kwam eveneens volgens opgeschilderde jaartallen tussen 1528 en 1536 gereed. De overwelving van het hoogkoor voltooide men in 1560-'68. De onregelmatige vorm van het koor is het gevolg van het feit dat men zoveel mogelijk gebruik maakte van de funderingen van de oude kerk. De aanbouwen (sacristie) tegen de zuidbeuk van het koor dateren waarschijnlijk uit het derde kwart van de 16de eeuw.

Vanaf 1578 is de kerk in protestantse handen. In 1783 kwam het classicistische noordportaal in de hoek van schip en de noorderdwarsarm tot stand er omheen zijn nog sporen van het oudere en grotere noordportaal zichtbaar.

De huidige kerk is in belangrijke mate het resultaat van ingrijpende restauraties en herstellingen. Bij een grote restauratie van 1894 tot 1930, onder leiding van J.W. Boerbooms en later J.Th.J. Cuypers, kregen het koor (1902) en het schip (1926) nieuwe netgewelven. Het interieur werd in 1895 onder handen genomen onder leiding van C.B. Posthumus Meyjes.

In 1904 kwam aan de oostkant van het noordtransept een nieuwe diaconie gereed. De luchtbogen aan de zuidzijde van het schip waren oorspronkelijk met hogels versierd. Ze kregen naar voorbeeld van de Bossche St. Jan een versiering met mens- en dierfiguren van de hand van L. Henzen (1903-'12). In 1928 plaatste men aan de noorderzijbeuk en aan de noordzijde van het schip decoratief beeldhouwwerk in min of meer eigentijdse stijl.

Na een felle brand tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 en het instorten van de toren bij het opblazen van de Rijnbrug in maart 1945 lag de kerk voor een groot deel in puin. De zuidmuur van het schip, de schipgewelven en de gewelven van de viering en het zuidtransept waren geheel verwoest. Onder leiding van B.T. Boeyinga vond tussen 1946 en 1964 het herstel plaats. Het bij de restauratie aangebrachte beeldhouwwerk is onder meer van: E. van Kuilenburg, J. Grosman, Th. van Reyn, H.J.

Vreeling en G. van der Wagt. De figuren op de luchtbogen van het schip werden hersteld en aangevuld en ook de luchtbogen van het koor voorzag men van figuren; alleen de schoorbogen aan de oostzijde van de koorsluiting hebben nu nog hogels. Het sterk vervallen zuidportaal is in de eindfase van de restauratie nauwkeurig gereconstrueerd. Stormschade in 1972 en de bij de naoorlogse restauratie toegepaste inferieure natuursteen noopten tot een nieuw herstel van kerk (1973-'82) en toren (1992-'94).

Het interieur van de kerk wordt gedekt door net- en stergewelven die rusten op rijk geprofileerde pijlers met kolonetten. Boven de arcaden bevindt zich een zogeheten vensterbanktriforium met opengewerkte balustrade, karakteristiek voor de Nederrijnse gotiek. De lichtbeukvensters van het schip zijn deels dichtgemetseld in verband met de lessenaarsdaken van de zijbeuken. Sinds 1983 heeft de kerk een voor kerken ongebruikelijke parketvloer en zijn de zijbeuktraveeën naast de toren afgesloten met houten schotten. Van de oude schilderingen resteert alleen in het koor een gehavende passievoorstelling (midden 16de eeuw). In de zuiderkooromgang staat het rond 1540 vervaardigde renaissance-praalgraf van Karel van Gelre (†1538) met een albasten ligbeeld van de hertog als krijgsman.

De zijkanten van de natuurstenen tombe zijn versierd met 16 albasten reliëfs. Boven de tombe hangt tegen een koorpijler de zogeheten ‘Man in het Kastje’, een houten beeld van de knielende hertog (vernieuwd na 1944) in zijn authentieke wapenrusting, geplaatst onder een houten baldakijn op getordeerde zuilen. Van de inventaris zijn verder van belang: de epitafen van kanselier Joost Sasbout (†1546), kanselier Martinus Goris (1632) en Georgius Ripperda, heer van Verwolde (†1696), diverse grafzerken vanaf de 16de eeuw, vier 18de-eeuwse houten gildetafels en het barokke orgel uit 1796, gebouwd door J.S. Strümphler met een kast van B.W. Ziesenis. Dit uit de Hersteld Evang. Luth. kerk te Amsterdam afkomstige orgel is na restauratie in 1960 in de kerk geplaatst.

De monumentale toren heeft twee geledingen met spitsboognissen en een hoge achtkantige lantaarn met ingesnoerd tentdak. De haakse steunberen van de onderbouw zijn aan de westzijde benut voor twee traptorentjes. De met tufsteen beklede torenromp werd grotendeels tussen 1452 en 1478 gebouwd, in 1550 door Wilhelm Bernts verhoogd en in 1650-'51 voorzien van een achtkantige bekroning naar ontwerp van Paul Pelen. De toren leed grote oorlogsschade in 1944 en stortte vrijwel geheel in door nog meer oorlogsgeweld in 1945. Bij de herbouw van de torenromp in 1946-'61, onder leiding van B.T. Boeyinga, gebruikte men een ouder reconstructieontwerp van J.W.

Boerbooms. De steunberen kregen een bekroning met grote pinakels. Omstreden waren de hoog in de toren aangebrachte Walt Disney-figuren van beeldhouwer H.J. Vreeling. De lantaarn werd nieuw gebouwd naar het prijsvraag-winnende ontwerp van Th. Verlaan.

Deze op de gotiek geïnspireerde hoge lantaarn in tufsteen om een betonnen kern kwam in 1961-'64 tot stand. Bij het wegens materiaalproblemen en stormschade noodzakelijke herstel in 1992-'94 bracht men in de toren een lift aan en bovenin uitkijkposten.

In de toren hangen een door Gobel Moer en Geert van Wou gegoten klok (1477) en vier klokken van François en Pieter Hemony (1650). De lantaarn bevat een grotendeels door Petit & Fritsen gegoten beiaard (1958). Van het oorspronkelijke carillon van de gebroeders Hemony hangt nog een klokje (1651) in de vieringtoren. Andere bewaard gebleven klokken van dit carillon staan opgesteld in de kerk, evenals enkele klokken van Jean Baptiste le Vache (1734) en de uit de toren neergestorte grote St.-Salvatorklok (1539), gegoten door Willem Tolhuis.