Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Gepubliceerd op 08-10-2020

nakkedikker, -dakker, -takker, -tikker

betekenis & definitie

(< nakkedik +-er),

1. vent zonder geld: Een supersonische nakketikker ... die geen piek in z’n portemonnee droeg, maar wél voor één miljoen babbels had, P. Paul 112;
2. zeer irritant persoon: Pl. Amst. narrisjkat (< Hd. Narrischkeit, gekheid), dwaasheid, onzin: ‘Maak geen gijntjes ... De tijd is te duur op ’t oogenblik...’ ‘Mijn tijd is duur? ’k Verkoop ’m voor een gemberbóle ... Zonder narrischkat’, CANTER I, 87.

< >