Gepubliceerd op 12-12-2017

Leo Albering

betekenis & definitie

In 1941 schreef hij zijn eersteboek onder het pseudoniem A. van Groningen.

Voor de oorlog was Albering al politiek actief, toen nog binnen de RKSP. Tijdens de oorlog werd hij als gijzelaar geïnterneerd in Sint-Michielsgestel; na de bevrijding van het kamp werd hij lid van de staf van Prins Bernhard.

In 1946 werd Albering adviserend lid van het KVP-partijbestuur, en werd hij algemeen secretaris van de partij.

Een jaar later werd hij ook directeur van het partijbureau.

In 1956 is Albering in de Tweede Kamer benoemd, waar hij vooraanstaand lid is geweest van diverse commissies, waaronder als ondervoorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, ondervoorzitter van de vaste commissie voor Civiele Verdediging, voorzitter van de Commissie van Voorbereiding voor het wetsontwerp regeling van de omroep en enkele andere bijzondere commissies; meestal met een link naar het onderwijs en/of de krijgsmacht.

Hij was in 1962 één van de woordvoerders bij de behandeling van de Mammoetwet namens de KVP. In 1967 was hij onderdeel van de minderheid van zijn fractie die tegen de motie-Van Leeuwen stemde over een hogere rijksbijdrage aan de AWBZ. In 1961 is hij nog gepolst voor het fractievorzitterschap, waar hij voor bedankte.