Zij wilden niet afhankelijk zijn van cokes uit het Duitse Ruhrgebied.
Als gevolg van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd in 1914 de productie gestaakt.
Pas acht jaar later, in 1922, werd de productie van cokes hervat.
Het duurde tot 1950 voordat de productie van cokes weer begon.
Het Franse Sollac en het Belgische SIDMAR, dat weer een dochter was van het Luxemburgse staalconcern Arbed, hadden allebei 50% van de aandelen.
Uiteindelijk kon AZCZ niet op tegen de lage prijzen van geïmporteerde cokes en leed een verlies van 14 miljoen gulden in 1998.
