Het arrest ABP/Stuyvenberg is een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden dat betrekking heeft op verkeersaansprakelijkheid, letselschade uit onrechtmatige daad en causaliteit.
Feitelijk wordt vastgesteld dat het uitblijven van herstel en de arbeidsongeschiktheid vanaf 1978 vooral het gevolg zijn van een persoonlijke predispositie van het slachtoffer in verband met zijn persoonlijkheidsstructuur.
In april 1970 is bij Baaren een oude compressiefractuur aan de halswervels vastgesteld, welke is veroorzaakt door de aanrijding van 1969 en welke heeft geleid tot het optreden van lichamelijke klachten.
Het ABP stelt daartoe, dat de afkeuring van Baaren een rechtstreeks gevolg is geweest van het ongeval op 10 oktober 1969.
Het hof heeft de vordering van ABP alsnog gedeeltelijk toegewezen tot een kwart van de vordering.
De arbeidsongeschiktheid in 1978 en het ontslag in 1980 worden toegerekend aan het ongeval in 1969 ondanks de feitelijke vaststelling dat het uitblijven van herstel goeddeels is veroorzaakt door de persoonlijkheidsstructuur van het slachtoffer en als gevolg van moeilijkheden in diens privéleven.