In januari 2004 vinden er in Zuid-Thailand diverse aanslagen plaats.
Op zondag 4 januari overvallen zestig mannen een legerkamp in het district Amphoe in de provincie Pattani en steken 21 scholen in brand.
Dit komt als een schok voor de regering in Bangkok omdat geen enkele inlichtingendienst de aanval voorzien had. De Thaise minister President Thaksin Shinawatra laat dan ook felle kritiek horen op zowel de legerleiding, zijn neef generaal Chaiyasit Shinawatra, als ook op de minister van Binnenlandse Zaken, Wan Muhammed Noor die zelf een moslim is en uit het zuiden komt.
Op kinderdag, 10 januari, laat de regering 500 studenten en leraren van de in brand gestoken scholen naar Bangkok overkomen voor een ééndaagse rondleiding.
Op 22 en 23 januari 2004 vinden er aanslagen plaats op boeddhistische monniken.
Na deze aanslagen worden er pamfletten verspreid dat de volgende aanslagen zullen plaatsvinden op boeddhistische leraren.