Van Latijns crispus 'gekruld, kroes, kroeskop'. Het was reeds de bijnaam van de Romeinse geschiedschrijver Sallustius.
In Handelingen 16,8 wordt ook een Crispus genoemd, overste van de synagoge in Korinte; vergelijk ook I Kor. 1 ,14. Crispinus en Crispinianus waren martelaars tijdens de vervolgingen van Diocletianus (omstreeks 300). Zij zijn patroonheiligen van de schoenmakers; kerkelijke feestdag: 25 oktober. Crispinus Aken 1189 (Littger). In deze streek is de naam niet voor de 14e eeuw aangetroffen en dan voornamelijk in het zuiden (St. Winoksbergen, 1389).