Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

watt

betekenis & definitie

elektrische eenheid van vermogen, gelijk aan i joule/sec, of: de arbeid, verricht door een stroom van 1 ampère bij een spanning van 1 volt. De eenheid is genoemd naar de Schotse werktuigkundige James Watt (1736-1819).

Watt, zoon van een instrumentmaker in het Schotse Greenock, studeerde in Glasgow, waar hij in 1767 een benoeming als instrumentmaker van het fysisch kabinet van de universiteit aanvaardde. Hoofdzakelijk ging Watts interesse uit naar de stoomkracht. Door zijn verregaande verbetering van de stoommachine, die na jaren het model van Thomas Newcomen verving, heeft hij zeer veel bijgedragen aan Engelands industrialisatie. Samen met Matthew Boulton (1728-1809), een ingenieur in Birmingham, richtte hij in 1774 in het Londense Soho een machinefabriek op voor de fabricage van stoommachines.

Tal van uitvindingen staan op naam van Watt, onder meer de kwikmanometer, het peilglas, een centrifugale regelaar, een kopieermachine en een propeller. Het vermogen van een paard werd door Watt vergeleken met dat van een stoommachine. Gemiddeld bleek een paard in staat om via een katrol in een minuut een gewicht van 3300 Engelse ponden tien voet op te tillen. Met Boulton voerde hij de term paardekracht in. Tegenwoordig geldt dat één paardekracht gelijk is aan 736 watt (Blocksma).

In 1882 werd door Wilhelm Siemens tijdens een vergadering van de Royal Society in Londen voorgesteld het vermogen dat vrijkomt door een stroom van 1 ampère bij een potentiaalverschil van 1 volt ‘1 watt’ te noemen.