Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Gram-kleuring

betekenis & definitie

kleuring van een uitstrijkpreparaat met carbolgentiaanviolet en lugol. Na ontkleuring met 96 procent alcohol volgt contrastkleuring met carbolfuchsine. Micro-organismen die de violetkleur vastgehouden hebben, noemt men Gram-positief, de organismen die de violetkleur bij ontkleuring verloren hebben Gram-negatief. Een uitstrijkpreparaat dat een dergelijke kleuring ondergaan heeft, heet een Gram-preparaat. In 1884 werd deze methode ontwikkeld door de Deense farmacoloog Hans Christian Joachim Gram (1853-1938).

Gram, geboren in Kopenhagen, waar zijn vader hoogleraar in het gewoonterecht was, studeerde daar gedurende drie jaar botanie en daarna geneeskunde. Na het behalen van zijn doctorsbul (1882) vertrok hij in 1883 voor twee jaar naar Duitsland, waar hij aan verschillende universiteiten bacteriologie en farmacologie studeerde.

Tijdens zijn studie in Berlijn publiceerde hij in het Friedländer’s Journal zijn kleurmethode, een ontdekking die zijn naam kreeg. Het verhaal wil dat zijn vondst het gevolg was van een ongelukje. Per abuis werd een flesje met lugol over een net gekleurd uitstrijkpreparaat omgegooid; na verwoede pogingen gelukte het de lugoloplossing met alcohol af te wassen. In zijn artikel schreef Gram: ‘Veel coccen, in het bijzonder pneumococcen en coccen bij een pyemie, kleuren zich intensief, terwijl andere, zoals de tyfusbacil, juist ontkleurd worden.’ Geheel ongebruikelijk voegde de Berlijnse patholoog Carl Friedländer (1847-1887) in het door hem geredigeerde tijdschrift aan Grams publikatie een voetnoot toe: ‘Ongetwijfeld zal het nageslacht in staat zijn dit te bevestigen.’ (Hamilton Bailey) Teruggekeerd in Kopenhagen kreeg Gram een aanstelling aan het Kommunehospital. Enige jaren was hij districtsarts te Kopenhagen. In 1891 werd hij na een lectoraat hoogleraar in de farmacologie, een ambt dat hij combineerde met dat van chef-arts van het Koning Frederik-ziekenhuis. In 1900 verwisselde hij zijn leerstoel in de farmacologie voor die van de interne geneeskunde. Gram, zeer geliefd bij zijn patiënten, had een grote praktijk. Hij ging bijzonder vriendschappelijk om met zijn studenten terwijl hij tegelijkertijd groot gezag had.