Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Charcot-gewricht, solutio Charcot

betekenis & definitie

respectievelijk arthropathie tabétique en een rustgevende broommixtuur. Dit zijn enkele van de vele eponiemen die zijn afgeleid van de naam van de Franse neuroloog en psychiater Jean Martin Charcot (1825-’93).

Charcot, zoon van een rijtuigbouwer, werd in Parijs geboren. Negentien jaar oud ging hij geneeskunde studeren en vier jaar later, in 1848, legde hij het artsexamen af. In 1862 kreeg hij een aanstelling als chef de clinique in het Höpital de la Salpêtrière, het Parijse ziekenhuis waar hij na zijn artsexamen al vier jaar als 'interne’ had gewerkt. Volgens Charcot was dit ziekenhuis, waar van oudsher geestelijk gestoorde vrouwen verpleegd werden, ‘de hel van menselijke ellende, het levende museum van de pathologische anatomie’ (Dumesnil). Al spoedig volgde de benoeming tot hoogleraar in de pathologische anatomie en in 1882 creëerde men voor hem in de Salpêtrière een leerstoel voor ziekten van het zenuwstelsel, de eerste in de wereld. In korte tijd stichtte hij niet alleen de grootste, maar ook de belangrijkste neurologische kliniek aller tijden. De neurologie werd voor hem zowel een klinische als een anatomische wetenschap.

De combinatie van zijn kritische vermogen en zijn scheppende vermogen leidde tot een onophoudelijke reeks belangrijke publikaties. Zijn werk over multipele sclerose, een ziekte die hij in 1868 als een afzonderlijk ziektebeeld onderkende, is misschien wel het belangrijkste. Bij deze aandoening beschreef hij de trias scanderende spraak, intentietremor en nystagmus, bekend als de trias van Charcot. Ook de onderzoekingen naar de lokalisatie en functie van de hersenen in ‘The topography of the brain’1 en de beschrijving van de amyotrofische laterale sclerose in ‘Des amyotrophies spinales chroniques’2 getuigen van zijn bijzondere vernuft. Dikwijls noemt men de amyotrofe laterale sclerose het syndroom van Charcot.

De gewrichtsafwijkingen bij zenuwletsels, in het bijzonder bij tabes dorsalis (arthropathie tabétique) staan nog steeds op zijn naam. Nadat Charcot enkele van deze gedeformeerde gewrichten naar pathologische instituten in Engeland verzonden had, gingen Engelse artsen van Charcot joints spreken.

In 1858 introduceerde Charcot de term ‘claudicatio intermittens’. Met zijn leerling Pierre Marie (1853-1940) beschreef hij in 1886 een bijzondere vorm van spieratrofie, de Charcot-Marie-amyotrofie: ‘Sur une forme particulière d’atrophie musculaire progressive, souvent familiale débutant par les pieds et les jambes et atteignant plus tard les mains’3. In hetzelfde jaar had ook de Britse neuroloog Howard Henry Tooth (1856-1925) een dergelijk ziektebeeld beschreven: ‘The peroneal type of progressive muscular atrophy’33. Van de Duitse neuroloog Johann Hoffmann (1857-1919) verscheen drie jaar later de eerste samenvattende bewerking van het ziektebeeld: ‘Weiterer Beitrag zur Lehre von der hereditären progressiven spinalen Muskelatrophie im Kindersalter, nebst Bemerkungen über den fortschreitenden Muskelschwund im Allgemeinen’4. Hierna is men meestal gaan spreken van het Charcot-Marie-Tooth-Hoffmann-syndroom.

In 1875 beschreef de Duitse neuroloog Wilhelm Heinrich Erb (1840-1921) de spastische spinale paralyse: ‘Spinaler Symptomenkomplex’s. Het volgend jaar verscheen Charcots publikatie ‘Du tabes dorsal spasmodique’6. Sindsdien noemt men de aandoening de ziekte van Erb-Charcot. De hereditaire vorm van deze paralyse was zeven jaar eerder al door de Duitse internist Adolf von Strümpell (1853-1925) beschreven. Voor dit dominant erfelijk ziektebeeld reserveert men de naam ziekte van Strümpell.

De reeks ‘Charcot-eponiemen’ raakt niet uitgeput. Ook de in het sputum bij asthma bronchiale voorkomende kristallen noemt men naar Charcot en de Berlijnse internist Ernst Victor von Leyden (1832-1910) de Charcot-Leyden-kristallen.

De laatste jaren van zijn leven hield Charcot zich vooral bezig met psychoneurosen. In zijn kleine, overvolle collegezaal in de Salpêtrière demonstreerde hij op dramatische wijze aanvallen van de grande hysterie, waarin de patiënt tot verbazing van het internationale gehoor in een arc de cercle boog. Sigmund Freud (1856-1939), een van de toehoorders bij deze spectaculaire colleges, kreeg van Charcot, die de grondlegger genoemd kan worden van de moderne leer der hysterie, de eerste stimulans tot zijn onderzoek van het onbewuste zieleleven.

Charcot was een onvermoeibaar werker; voldoende tijd om rustig te eten en te slapen nam hij zelden. Door een bepaald sarcasme was hij dikwijls moeilijk in de omgang, maar arme patiënten trad hij lankmoedig tegemoet. In zijn fraaie huis aan de Boulevard Saint-Germain was het een komen en gaan van de Parijse beau monde. Behalve een groot muziekliefhebber was Charcot een getalenteerd schilder.

Na een werkzaam leven, waarin hij tal van eminente neurologen en baanbrekende psychiaters opleidde, overleed Charcot in 1893 aan een myoeardinfarct. Te zijner nagedachtenis heeft men vóór de Salpêtrière een standbeeld opgericht.

1 Forum 5,1885,613
2 Progr. Méd. Paris, 1874, 2,473
3 Rev. Méd. Paris, 6,1886,97-138
3a London, Levis (1886), 43
4 Zschr. Nervenk. 10,1897,292-320
5 Berl. Zeitschr. Psych. 32,1875
6 Progr. méd., Paris 4,1876,737-758