Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

brownianisme

betekenis & definitie

leer van de Schotse arts John Brown (1735-’88), die berust op de stelling dat leven gebaseerd is op de prikkelbaarheid van het lichaam. Ziekten zouden voortkomen uit gebrek aan prikkels (asthenie) of uit overmaat van prikkeling (sthenie). Het genezen van ziekte zou bestaan in het herstellen van de natuurlijke staat van prikkeling.

John Brown, een arme arbeidersjongen, studeerde theologie en geneeskunde in Edinburgh en voorzag als onderwijzer met veel moeite in zijn onderhoud. William Cullen (1710-’90), een van zijn hoogleraren, nam hem echter in bescherming. De jonge Brown, liefhebber van een goed glas en een stevige maaltijd, verzorgde al spoedig Cullens correspondentie en mocht zelfs enige colleges van de hoogleraar overnemen.

In 1780 verscheen zijn Elementa medicinae. De voornaamste eigenschap van het leven, zo stelde Brown in dit werk, is de prikkelbaarheid; het leven zou door prikkels worden onderhouden. Blijven de prikkels binnen de grenzen van het normale, dan zal het lichaam hierop normaal reageren, met andere woorden, dan is de mens gezond. Sterke (‘sthenische’) prikkels, zoals vergiften, smetstoffen, hoge temperatuur, maar ook hevige gemoedsaandoeningen leiden tot ziekte. Ook zwakke (‘asthenische’) prikkels, zoals lage temperatuur of bloedingen, kunnen volgens Brown ziekte veroorzaken. Een ziekte zou plaatselijk in het door prikkels aangedane orgaan beginnen en daarna alle organen kunnen aantasten. De behandeling moet plaatselijk zijn; eventueel zou men een algemene therapie kunnen toepassen. De daartoe aangewende middelen onderscheidde Brown in sthenische en asthenische. Bij een ernstige asthenie diende men niet abrupt te werk te gaan. Uitgehongerden zou men slechts kleine hoeveelheden voedsel moeten geven en bevroren ledematen moesten eerst met sneeuw worden ingewreven. Brown maakte maar van enkele geneesmiddelen gebruik, waaronder kamfer, kina, alcohol en opium (Luyendijk-Elshout).

Zijn nieuwe theorie deed heel wat stof opwaaien en bracht hem in conflict met zijn collega’s in Edinburgh. Sommigen, zoals de Fransman Broussais, waren buitengewoon geestdriftig, anderen, onder wie zijn vroegere beschermheer Cullen, hadden er geen goed woord voor over. Brown stichtte in Edinburgh een eigen medische school. Voor jonge mensen was zijn ziektenleer erg aantrekkelijk. Over studenten had hij dan ook niet te klagen. De brownianen trokken tegen de aanhangers van Cullen fel van leer; regelmatig gingen voor- en tegenstanders met elkaar op de vuist. Browns vele buitensporigheden en zijn grote schulden die zelfs tot een gevangenisstraf leidden, deden zijn naam weinig goed. Sigerist noemt hem zelfs ‘een geniale schoft’. Ongetwijfeld heeft zijn niet geheel onbesproken levenswandel, maar ook zijn verwarde stijl van schrijven de verspreiding van zijn systeem verhinderd. Alleen buiten Engeland, vooral in Italië, maakten zijn denkbeelden opgang. Bij zijn overlijden liet Brown zijn vrouw en vier dochters in bittere armoede achter (Lindeboom, 1985).