nervus, de door het lichaam lopende draden, welke impulsen geleiden van de ene plaats naar de andere; bestaan uit bundels ascylinders van neurieten of dendrieten van zenuwcellen, welke meestal omhuld zijn door mergscheden (zie aldaar myeline); alleen in een deel der zen. van het perifere vegetatieve zenuwstelsel ontbreken deze mergscheden, dat noemt men „naakte” zie-vezels. De meeste zie ontspringen door vervlechting en vertakking uit de wortels van het ruggemerg.
De meeste grote zen. zijn dan ook „gemengde”, d.w.z. bevatten zowel neurieten, die prikkels naar de spieren voeren (motorische vezels) als de dendrieten, die gevoelsimpulsen naar het centrale zenuwstelsel geleiden. Pas meer naar de periferie toe splitsen zich de takken af voor de spieren (motorische of bewegingszenuwen) of voor de huid: sensibele of gevoels-zenuwen. Nog weer andere takken verzorgen de klieren: secretorische zie (vegetatief van aard). Alle zenuwen, die buiten hersenschedel en wervelkanaal liggen vat men samen als het perifere zenuwstelsel.