circulatie, de gesloten kringloop van het bloed, zoals het door de drie soorten bloedvaten (zie aldaar)wordt geperst. Men onderscheidt daarbij nog:
Grote bloedsomloop: van linker hartkamer door aorta, kleinere slagaders, haarvaten in de orgaanweefsels, kleine aders, grote holle aders naar rechter hartboezem. Kleine bloedsomloop: van rechter hartkamer, longslagader, haarvaten in de wanden van de longblaasjes, longaders naar linker hartboezem.
Portale bloedsomloop: van de darm- en milt-aders door haarvaten in de lever (zie aldaar) en leveraders naar de onderste holle ader.
Foetale bloedsomloop: bij het ongeboren embryo is de kleine bloedsomloop uitgeschakeld door de open verbinding tussen longslagader en aorta (ductus Botalli zie aldaar, maar is de voedsel-en zuurstofopname verzekerd door één slagader en twee aders, die bloed uit de grote circulatie resp. naar en van de haarvaten in de moederkoek leiden.
Collaterale bloedsomloop: bij verstopping van een groot bloedvat ontstaat een grotere bloedstroom door (zich verwijdende) kleinere bloedvaten „buitenom”. De tijd die het bloed voor een deel van zijn omloop nodig heeft kan worden gemeten; zo spreekt men van arm-tong- of arm-longtijd.