Wonder
I. zn. o. (-en), 1. verwondering, alleen nog in enkele uitdr.: het geeft mij wonder (veroud.), ik ben er over verwonderd; (ook) ik ben benieuwd; —het geen wonder! eig. het geeft geen verwondering ; het is niet vreemd, ’t is natuurlijk; 2. iets buitengewoons, wat men zich niet verklaren kan; de manifestatie van een bijzond...