Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wonder

betekenis & definitie

I. zn. o. (-en),

1. verwondering, alleen nog in enkele uitdr.: het geeft mij wonder (veroud.), ik ben er over verwonderd; (ook) ik ben benieuwd; —het geen wonder! eig. het geeft geen verwondering ; het is niet vreemd, ’t is natuurlijk;
2. iets buitengewoons, wat men zich niet verklaren kan; de manifestatie van een bijzondere kracht, afwijkend van of zelfs in strijd met het gewone : het is een wonder dat hij het er levend af gebracht heeft', als door een wonder gered; het is een wonder, u hier te zien; die soldaten deden wonderen van dapperheid; de liefde doet wonderen: aspirine doet ook wonderen; — (zegsw.) de wonderen zijn de wereld nog niet uit, er gebeuren nog wel vreemdsoortige dingen ; — hij kwam er wonder boven wonder goed af, het was een zeer groot wonder;
3. (in ’t bijz.) mirakel, gebeurtenis, tegen de natuur der dingen, die aan de directe tussenkomst van God of aan goddelijke machten wordt toegeschreven: Jezus verrichtte wonderen; de wonderen uit de bijbel, die daarin vermeld staan; aan wonderen geloven,
4. (oneig.) zaak of persoon die door haar bijzondere hoedanigheid doet denken aan een wonder als onder 2.: een wonder van schoonheid, van geleerdheid, een onvergelijkelijk schoon, resp. geleerd mens; — de zeven wonderen der wereld, zekere monumenten van kunst uit de Oudheid die wegens hun verbazende grootte en duurzaamheid of uit hoofde hunner uitstekende schoonheid algemeen de aandacht trokken : de Egyptische pyramiden ; de hangende tuinen van BabyIon ; de tempel van Diana te Ephese; het beeld van de Olympische Jupiter; het Mausoleum van Artemesia; de Colossus van Rhodus en de pharus of vuurtoren van Alexandrieë ; — de wonderen der natuur ; een wonder van techniek ;

II. bn. bw.,

1. wonderlijk, wat verwondering wekt, vreemd, buitengewoon : hij vertelt wondere geschiedenissen ; dat zijn wondere zaken.; manliefs wondre nukken (Staring); — praedicatief: 't is wonder dat hij dat gedaan heeft;
2.(bw.) in hoge mate : 't is wonder erg; hij is wonder gelukkig ; — (zegsw.) ik dacht dat hij mij wonder wat te. vertellen had, e.d., iets zeer bijzonders (maar dat viel erg tegen).