STOKEN
(stookte, heeft gestookt), (overg.), 1. (gew.) door een duwende beweging op een bepaalde plaats of op zijn plaats brengen ; duwen, steken, stoppen; 2. zijn tanden stoken, die met een puntig voorwerp van spijsresten zuiveren ; verg. Tandenstoker; 3. door porren of woelen met een pook of ander gereedschap aanwakkeren, t.w. een vuur; opstoken : het vu...