Wat is de betekenis van puppy?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Puppy

(Eng.), m. en v. (puppies), hondenjong.

2025-07-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

puppy

jonge hond. jonge hond in het nest of in de eerste tijd daarna, die nog alles moet leren; pup. Voorbeelden: De ouders van onze buren hebben een hond die elf puppy's had, vijf retrievers zoals zij en de ene papa, en zes bastaarden. Kristien Hemmerechts, Donderdagmiddag. Halfvier, 2002 Chinese fokkers zijn bijzonder ge&ium...

2025-07-16
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

puppy

(zelfstandig naamwoord) [alg.] jonkie, jong hondje, nesthondje, welpje - Toen onze mop een welpje was, was hij aardig om te zien.

2025-07-16
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

puppy

I. jonge hond; fig „aap", kwast, kwibus; II. jongen werpen.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

puppy

[Eng.], m./o. (-’s, puppies), hondejong.

2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

puppy

puppy zn. 'jonge hond' categorie: leenwoord Nnl. in samenstellingen als puppy food, puppy cake 'hondenbrood voor jonge honden' (in een advertentie) [1909; Centrum], puppy klasse reuen 'klassificering bij een hondententoonstelling' [1923; NRC], dan in te koop 1 puppy, 8w. (in een advertentie) [1927; NRC]....

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press