Plegen
I. PLEGEN (pleegde, heeft gepleegd), 1. (veroud.) zijn zorg over iem. of iets uitstrekken, zich aan iem. of iets laten gelegen liggen: toen deed zij haar dochters beloven haar zuster te plegen (Tollens); 2. (glasbl.) de geblazen voorwerpen met een pleegijzer in de koeloven rangschikken; 3. zich met iets bezighouden, iets uitoefenen of ve...