Wat is de betekenis van Kruimelen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kruimelen

(kruimelde, heeft en is gekruimeld), 1. aan kruimels wrijven ; 2. tot kruim worden, in kruimels uiteenvallen: oudbakken brood kruimelt gauw; die kaas kruimelt, is brokkelig ; 3. bij het eten kruimels maken, er mee morsen : het kind zit te kruimelen; 4. op kleine schaal, bij kleine beetjes tegelijk werken, peuteren, prutsen.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kruimelen

kruimelen - Werkwoord 1. (intr) in kruimels uiteenvallen 2. (intr) (voeding) bij het eten kruimels produceren 3. (ov) tot kruimels maken Woordherkomst afgeleid van kruimel met het achtervoegsel -en Verwante begrippen verbrokkelen, verkruimelen

2025-07-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Kruimelen

(kaasbereiding) is het fijnmaken van de wrongel, als deze in de vorm wordt gebracht (z. Portelen).

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kruimelen

v., krommelje, krûmelje.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kruimelen

kruimelde, heeft (1), is (2) gekruimeld; 1. tot kruimels maken; 2. tot kruimels worden.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kruimelen

('kruimәlәn) (kruimelde, heeft gekruimeld) A. BEDR. tot kruimels wrijven : beschuit -. - B. ONZ. I. Eig. 1. kruimels opleveren nl. a. kruimels van zich geven : droog brood kruimelt gauw. b. door iets stuk te breken, kruimels maken, laten vallen : dat kind zit met zijn boterham te -. II. Metf. bij kleine beetjes tegelijk, knoeierig werk...

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kruimelen

(kruimelde, heeft en is gekruimeld), I. (overg.) aan kruimels wrijven; II. (onoverg.) 1. tot kruim worden, in kruimels uiteenvallen: oudbakken brood kruimelt gauw; die kaas kruimelt, is brokkelig; 2. bij het eten kruimels maken, ermee morsen: het kind zit te —.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kruimelen

Kruimelen (kruimelde, heeft en is gekruimeld), aan kruimels wrijven; tot kruim worden, in kruimels uiteenvallen: oudbakken brood kruimelt gauw; die kaas kruimelt, is brokkelig; — het kind zit te kruimelen, morst bij het eten; — het werk blijft kruimelen, wordt bij kleine beetjes verricht; — (veroud.) gierig zijn. KRUIMELING, v....

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)