Inboorling
m. en v. (-en), 1. iem. die geboren is in het land of in de stad die in een bep. met van genoemd wordt of uit het verband is op te maken; 2. iemand van de inlandse bevolking van een land, waar zich vreemdelingen, kolonisten willen vestigen of hebben gevestigd, inlander: de inboorlingen van Afrika.