Wat is de betekenis van fulltime?

2025-07-17
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

fulltime

(bijvoeglijk naamwoord) [alg.] voltijd(-), voltijds-, voltijds, volledig - Lang heb ik een voltijdbaan gehad, maar voltijds werken beviel me niet meer. Nu werk ik in deeltijd.

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fulltime

fulltime - bijwoord uitspraak: foel-taim 1. Ruby werkt 40 uur per week, dus fulltime ♢ voor de volle tijd die beschikbaar is Bijwoord: foel-taim Tegenstellingen deeltijd, parttime

2025-07-17
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press