Wat is de betekenis van Emmeren?

onbep. w., (gemeenz.) zeuren, zaniken: Zit toch niet te emmeren.

"Emmeren" is een informeel Nederlands woord dat vaak wordt gebruikt om te verwijzen naar het langdurig en vaak onnodig praten over een bepaald onderwerp, meestal op een zeurende of klagerige manier. Het kan ook verwijzen naar het herhalen van dezelfde punten of argumenten zonder tot een conclusie of oplossing te komen.

1) (19e eeuw) (inf.) zeuren, zaniken. Waarschijnlijk afgeleid van het scheldwoord 'emmer' (hoer) met de gedachte aan ouwehoeren*. Syn.: beunnaaien*; bitchen*; dimdammen*; discuzeuren*; eieren*; etterbakken*; etteren*; gallen*; gorten*; griepen*; hassebassen*; kalegezichten*; kankeren*; karnen*; klepzaniken*; klepzeiken*; kletskamizolen*; kliere...

emmeren - Werkwoord 1. (intr) zeuren, zeiken Woordherkomst afgeleid van emmer met het achtervoegsel -en

Emmeren - sodomie plegen met paarden of koeien. De bedrijver nam dan plaats op een emmer. Vroeger voorkomend bij huzaren.

emmeren - regelmatig werkwoord uitspraak: em-me-ren 1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen ♢ hij kan urenlang emmeren over zo'n probleem Regelmatig werkwoord: em-me-ren ik emmer ...

(onov ww; emmerde; h. geëm- merd) TU spreektaal - trainen met de voltige-emmer.

Iets luchtigs. Immigranten uit agrarische streken worden soms geitenneukers genoemd. Het is een verwijzing naar seks tussen mensen en dieren, een verschijnsel dat vooral, maar niet vaak, voorkomt in agrarische samenlevingen. Ook in het vroegere agrarische Nederland kwam seks tussen mens en dier vaker voor dan nu. Het heeft zelfs een algemeen bekend...

emmeren - coïteren, (ENDT). Gebaseerd op de sexuele omgang met paarden of koeien, waartoe de bedrijver zich op een emmer posteert.