Algemeen aanvaarde, stereotiepe en populaire voorstelling en manier van denken over de Oriënt , het Midden Oosten. De term is van Edward Said, die in zijn boek Orientalism (1978) beschrijft hoe de fascinatie in het Westen voor het Midden Oosten, die begon in de r8de eeuw, uiteindelijk heeft geleid tot een westerse ideologie waarin het Midden-Oosten wordt gezien als inferieur en een stereotiep beeld wordt gekoesterd van de 'homo islamicus'.
Vanaf de 18de eeuw oefenden de kleurrijke wereld van harems en de sprookjes uit Duizend-en-een-nacht een grote aantrekkingskracht uit op kunstenaars, schrijvers en wetenschappers. Volgens Said werd de Oriënt geromantiseerd, geseksualiseerd en gesimplificeerd. De Oriënt werd zo een constructie in de westelijke geest, een eenduidig geheel, waarin de onderlinge verschillen tussen de honderden culturen in het Oosten ongezien blijven.
Wetenschappelijke studies uit de 19de eeuw stonden slechts in dienst van het imperialisme: hoe meer kennis men had van het Midden Oosten, des te beter zou het zijn te kolonialiseren. Volgens Said heeft het totaal aan teksten, kunstwerken, ideeën en wetenschappelijke studies die sinds de 19de eeuw werden geproduceerd, geleid tot het huidige oriëntalisme. Aangezien dat geheel behoort tot het vanzelfsprekende culturele erfgoed van het Westen, zijn de mensen in het Westen zich niet eens meer bewust van de stereotyperende en simplificeren de wijze van denken over het Midden Oosten . Said ziet dit o.a. terug in de manier waarop westerlingen denken over moslims en Arabieren: anti-westers, onbetrouwbaar en bedreigend.