Gepubliceerd op 30-04-2019

MANKES, JAN

betekenis & definitie

MANKES, JAN - Geb. 15 Augustus 1889 te Meppel. Overl. 1920 te Eerbeek.

In 1904 vertrekt hij naar Delft en komt daar op het atelier van gebrand glas. In dien tijd wat teekenles van Veldhuys, bezocht als „kunstnijvere" den winter-avondcursus te Den Haag. Hij etste, lithographeerde, maakte houtsneden en kopergravures; drogenaald. Innig, vaak sprookjes¬achtig werk. Litteratuur Plasschaert „Hollandsche schilderkunst". K. Niehaus „Levende Nederlandsche Kunst".

< >