Gepubliceerd op 30-04-2019

MAKKINK, JAN HENRI

betekenis & definitie

MAKKINK, JAN HENRI - Geb. 6 Maart 1868 te Utrecht. Opl. Lessen van Josef Hoevenaar, Avondcursus Rijksacademie voor B. K. te Amsterdam onder leiding van Allebé en v. d. Waay.

Onderwerpen landschap, figuur, paarden. Maakte veel studie-pastels; koper gedreven plaquetten. Is teekenaar geweest bij de spoorwegen. Oprichter van de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars te Bussum. Voorts lid van de Vereeniging Kunstliefde te Utrecht.

Exposeerde met eerstgenoemde vereeniging; voorts te Gent, Brussel en Laren en op „Kunst van Heden" Rijksmuseum 1939. Schoven binden, Le Reveil, Sprookjesland, Epe (Lim¬burg). Zijn werk toont durf en temperament. Drijfwerk in het Rijkspenning-kabinet, plaquette in NoordFriesch museum. Woont te Huizen.

< >