Gepubliceerd op 30-04-2019

GIDDING, JACOBUS WILHELMUS (JAAP)

betekenis & definitie

GIDDING, JACOBUS WILHELMUS (JAAP) - Geboren 10 Mei 1887 te Rotterdam. Behalve de lessen van zijn vader bezocht hij de Academie aldaar onder leiding van A. Ie Comte.

Verder heeft hij te München ge¬werkt bij prof. Fritz Erler o.a. aan de tooneeldecors van het Künstler-Thater te München. Hij exposeerde o.a. te Parijs (1925 en 1935), Antwerpen (1931) en eenige malen te Venetië, bij Cornelis van der Sluys te Den Haag en bij Brouwer te Arnhem. Hij schildert Landschappen, Stillevens en Aquaria, maar zijn voorliefde gaat uit naar de decoratieve kunst, in-terieurkunst, wandversiering, tapijten, stoffen, mozaiek, gebrand glas, glas en ceramiek. Glas en ge¬brand glas en een tapijt zijn te zien in het Boymans Museum, een wandtapijt in het Stedelijk Museum te Amsterdam, een teekening in het Museum te Duis¬burg.

Verder belangrijke werken van hem de wand¬versieringen in diverse Bioscoop-theaters, zooals „Rembrandt" te Haarlem en Antwerpen, „Roxy" te Den Haag. („N.R.C.", 19 Mei 1931), het Oranje-raam in de Nieuwe Kerk te Delft, („De Telegraaf" van 19 Mei 1933), het mozaiek van het de Jongh-Monument in den tuin van het Boymans Museum, („N.R.C.", 9 Februari 1935), de Wereldtentoonstel¬ling te Antwerpen, de eetzaal in het ss „Nieuw Am¬sterdam" en vele andere. Voor „de Porcelyne Fles" te Delft maakte hij veel ontwerpen. Ver¬melding verdienen ook zijn lakpaneelen. Woont te Rotterdam.

< >