Doel der wet
Heeft de Ongevallenwet ten doel de arbeiders te verzekeren tegen de geldelijke gevolgen van bedrijfsongevallen en de daaruit ontstaande invaliditeit, de Invaliditeitswet (verder af te korten als: I.W.) heeft ten doel de arbeiders te verzekeren tegen de ongeschiktheid tot werken, welke niet het gevolg is van eenig bedrijfsongeval, dus tegen invaliditeit, die het gevolg is van ouderdom, ziekte of ongeval, geen verband houdende met de uitoefening der dienstbetrekking.
Ook hier bevat de wet weer alleen de hoofdlijnen der regeling; de nadere uitwerking is overgelaten aan algemeene maatregelen van bestuur, Koninklijke besluiten, Ministerieele beschikkingen, enz.
Verplichte verzekering.
Hoofddoel van de wet is om arbeiders, d.w.z. personen, die in loondienst voor anderen werken, te verzekeren, en wel verplicht, zoodat alle arbeiders
(behoudens de hierna te noemen uitzonderingen) verzekerd moeten zijn.
Arbeiders.
Intusschen bevat de wet een nadere omschrijving van het begrip „arbeider” in dien zin, dat als zoodanig alleen worden beschouwd personen, die den leeftijd van 14 jaar hebben bereikt en minder dan ƒ 2000 per jaar verdienen. Ook arbeiders, die in aangenomen werk werken en hun helpers, vallen onder dat begrip. Hetzelfde geldt van schippers en schepelingen op schepen, die in den regel naar Nederland terugkeeren.
Werkgever.
Als werkgever wordt beschouwd ieder, in wiens dienst de arbeid wordt verricht. Ook huisbedienden vallen onder de verzekering.
Naast of in plaats van den werkgever zijn soms andere personen verplicht tot nakoming van de verplichtingen bij de I.W. aan den werkgever opgelegd, b.v. de schipper voor zijn schepelingen, de vertegenwoordiger van een buitenlandschen werkgever hier te lande, de directeuren van overheidsdiensten en -bedrijven, en degene, dien de werkgever voor de nakoming dier verplichtingen heeft aangewezen.
Middelen.
De middelen tot dekking der uitgaven worden verkregen door premiën, door de werkgevers en verzekerden te betalen en door stortingen van het Rijk.
Uitzonderingen op den verzekeringsplicht.
Op den regel, dat alle arbeiders met minder dan ƒ 2000 per jaar verzekeringsplichtig zijn, zijn eenige uitzonderingen. Niet verzekeringsplichtig zijn arbeiders, die reeds55 jaaroi invalide zijn, en die te voren niet reeds verplicht verzekerd waren. Voorts zijn niet verzekeringsplichtig arbeiders in overheids- of particulieren dienst, voor wier pensioen op voldoende wijze is gezorgd en arbeiders, die in de vermogensbelasting zijn aangeslagen of in de inkomstenbelasting naar een inkomen van meer dan ƒ 3000. Arbeiders-vreemdelingen zijn, behoudens enkele minder belangrijke categorieën, wèl verzekeringsplichtig.
Inkoop.
Arbeiders van boven de 35 jaar, die dus niet verzekeringsplichtig zijn, worden in de verplichte verzekering opgenomen, wanneer zij een inkoopsom betalen.
Voortduring verzekeringsplicht.
De verplicht-verzekerde, die niet meer aan de voorwaarden voor den verzekeringsplicht voldoet, (b.v. doordat hij werkloos wordt) blijft niettemin verzekeringsplichtig, zoolang de verzekering niet is vervallen, (zie hieronder)
Vrijstelling.
De arbeider, die overigens verzekeringsplichtig is, doch aantoont, dat hij binnen eenige jaren meer dan ƒ 3000 per jaar zal verdienen, wordt op zijn verzoek van den verzekeringsplicht vrijgesteld. Van deze bepaling zullen veelal gebruik maken jongere employé’s, die bestemd zijn of opgeleid worden voor een hoogere functie. De vrijstelling wordt telkens voor ten hoogste 2 jaar, en in totaal voor ten hoogste 5 jaar verleend.
Begin en eind der verzekering.
De verzekering begint op den dag, waarop de eerste rentekaart geldig is en vervalt, als de verzekerde, die niet meer verzekeringsplichtig is, verklaart, dat hij de verzekering als vervallen beschouwt. Arbeiders van beneden de 34 jaar of arbeiders, wier pensioen voldoende verzekerd is, kunnen die verklaring afleggen onmiddellijk, nadat zij opgehouden hebben verzekeringsplichtig te zijn. Andere arbeiders niet, dan nadat zij 6 maanden niet meer verzekeringsplichtig zijn geweest. Wordt men later weer verzekeringsplichtig, dan herleeft de oude verzekering weer.
Loonklassen.
Voor de berekening der premiën en eventueele uitkeeringen worden de arbeiders in vijf loonklassen verdeeld. In welke loonklasse een arbeider wordt ingedeeld, hangt in den regel niet af van zijn werkelijk loon, maar van de categorie, waartoe hij behoort, zijn gemeente, geslacht en leeftijd. Een timmerman van een bepaalden leeftijd in een bepaalde gemeente wordt dus meestal in een bepaalde loonklasse ingedeeld, ook al verdient hij in werkelijkheid minder dan de grenzen voor die loonklasse aangeven.
Vrije verzekering
Naast de verplichte verzekering kent de wet nog een vrije verzekering, die een ieder, al of niet arbeider, kan sluiten.
Invaliditeitsrente.
De verzekerde, die invalide is, d.w.z. die niet in staat is om ⅓ van het normale loon te verdienen, krijgt recht op een invaliditeitsrente en wel:
a. wanneer er geen vooruitzicht bestaat, dat zijn invaliditeit zal ophouden; (blijvende invaliditeit)
b. wanneer dat vooruitzicht wel bestaat, maar de invaliditeit een half jaar heeft geduurd (tijdelijke invaliditeit) .
Voorts krijgt men bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd recht op ouderdomsrente.
Wachttijd.
In het algemeen kan geen recht op invaliditeitsrente geldend gemaakt worden, wanneer niet ten minste 150 premiën betaald zijn.
Bedrag der rente.
De hoegrootheid van het bedrag der rente hangt af van het bedrag aan premiën, dat betaald is en den tijd, gedurende welken de verzekering loopt.
Geen samenloop
Invaliditeits- en ouderdomsrente kunnen niet tegelijkertijd door denzelfden persoon worden genoten. Hij is echter bevoegd om, als zijn ouderdomsrente hooger is dan zijn invaliditeitsrente, te verzoeken hem de ouderdomsrente uit te keeren in plaats van de invaliditeitsrente en omgekeerd.
Weduwenrente.
De weduwe van iemand, die invaliditeits- of ouderdomspensioen genoot, of die bij zijn overlijden 40 premiën in rekening kon doen brengen, heeft eveneens recht op een rente, wanneer zij zelf blijvend invalide is of den leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. Zij krijgt dit recht evenwel niet, indien het huwelijk plaats had na den 59sten verjaardag van den overleden man, of nadat hem invaliditeitsrente was toegekend. Hertrouwt de weduwe, dan houdt haar recht op rente op. Het bedrag der weduwenrente is ongeveer gelijk aan het bedrag, dat de man als rente had, of bij zijn overlijden toegekend zou hebben gekregen.
Weezenrente.
Weezen beneden 14 jaar hebben eveneens recht op een rente en wel in de volgende gevallen :
a. als de vader verzekerd was en sterft. De vader moet dan invaliditeitsrente hebben getrokken of 40 premiën in rekening kunnen brengen;
b. als de vader niet verzekerd was en sterft, terwijl de achterblijvende moeder wèl verzekerd was. In dit geval moet de moeder invaliditeitsrente trekken of 40 premiën in rekening kunnen doen brengen;
c. als de moeder verzekerd was en sterft; in dit geval krijgen de kinderen alleen rente, als zij óf vaderloos zijn, óf hun moeder kostwinster was. Bovendien moet voldaan zijn aan de voorwaarde onder b. genoemd.
Hebben zoowel de weduwe als de weezen recht op rente, dan wordt nooit meer rente uitgekeerd dan de overledene ontvangen zou hebben, en wordt zoo noodig ieders rente naar evenredigheid verminderd.
De weezenrente is gelijk, onverschillig hoeveel kinderen er zijn en wordt uitgekeerd, totdat het laatste kind den leeftijd van 14 jaar heeft bereikt.
Is de weduwe- of weezenrente minder dan ƒ 26 per jaar, dan kan daarvoor de contante waarde als afkoopsom worden gegeven.
Genees- of heelkundige behandeling
Is de Raad van Arbeid van oordeel, dat een verplicht verzekerde blijvend invalide zal worden en dat dit door een doelmatige behandeling kan worden voorkomen, dan kan hij de R.V.B. voorstellen om den verzekerde op kosten van de R.V.B. genees- of heelkundige behandeling te verleenen of hem in een inrichting (ziekenhuis, sanatorium e.d.) te doen opnemen. Gedurende den tijd van zijn verpleging kan aan de echtgenoote, indien deze invalide of 60 jaar is, en aan zijn kinderen een uitkeering worden gedaan.
Met de verpleging kan worden doorgegaan, ook indien aan den verzekerde tijdens zijn verpleging invaliditeitsrente wordt toegekend.
Oproeping, ondervraging, enz.
De Raad van Arbeid kan den invaliditeitsrente-trekker, die nog geen 65 jaar is, te allen tijde oproepen, hem ondervragen of door een geneeskundige laten ondervragen. De rentetrekker moet dan verschijnen, op de vragen antwoorden, en zich eventueel laten onderzoeken en de aanwijzingen van de(n) geneeskundige(n) opvolgen, tenzij hij deugdelijk bezwaar maakt.
Intrekking rente.
Doet hij een of ander niet, dan kan de rente worden ingetrokken, eventueel na een hernieuwd onderzoek.
Eenmaal uitbetaalde termijnen kunnen evenwel niet worden teruggevorderd.
Aanvraag en toekenning rente.
De aanvraag om een rente moet worden ingediend bij de R.V.B. via den Raad
van Arbeid. Daarbij moet worden medegedeeld, welke rente verlangd wordt. De Raad van Arbeid kan den aanvrager van ouderdoms- of invaliditeitsrente voor een bepaalden tijd ontheffen van verdere premiebetaling. Aanvragen om ouderdoms- en weezenrente, die op objectieve gegevens beslist kunnen worden, worden direct doorgezonden aan de R.V.B., die onverwijld beslist. Evenzoo aanvragen om een weduwenrente op grond van het feit, dat de weduwe 60 jaar is.
Aanvragen op grond van invaliditeit, hetzij van den verzekerde zelf, hetzij van zijn achtergelaten weduwe, worden vooraf door den Raad van Arbeid onderzocht en dan doorgezonden. Van de beslissing wordt den belanghebbende kennis gegeven, waarbij hij tevens, indien de beslissing gunstig luidt, een berekening ontvangt van het bedrag der rente en een aanwijzing, waar de gelden in ontvangst genomen kunnen worden. Dit is in den regel op het postkantoor.
Verjaring
Termijnen van een rente, die niet binnen een jaar na de betaalbaarstelling zijn ingevorderd, worden niet meer uitbetaald. Zijn de renten 5 achtereenvolgende jaren niet ingevorderd, dan is het geheele recht op de rente vervallen, maar de belanghebbenden kunnen op hun verzoek weder in het genot van het vervallen recht worden hersteld.
Veroordeelde
Wie veroordeeld is om drie maanden of langer in een strafinrichting door te brengen, of wie ter beschikking der Regeering is gesteld, krijgt over den tijd, dat hij zijn straf uitzit, of zich door de vlucht daaraan onttrekt, geen rente. De Kroon kan in dat geval over de rente beschikken ten behoeve van zijn gezin of ouders en grootouders.
Ook kan de Kroon hem bij ontslag uit de strafinrichting de rente tot ten hoogste over één jaar alsnog doen uitkeeren, of te zijnen behoeve aanwenden.
Drankmisbruik
Maakt een rentetrekker regelmatig misbruik van sterken drank, dan kan de rente hem in plaats van in geld in natura worden uitgekeerd, of kan de rente worden uitgekeerd aan een ander persoon (event. ook een instelling, rechtspersoon).
Bescherming der rente
Renten, krachtens de I W. toegekend, zijn onvervreemdbaar, niet vatbaar voor beleening, verpanding en beslag en vallen buiten faillissement. Volmachten tot ontvangst van renten zijn steeds herroepelijk.
De premie.
De premie voor de Invaliditeitsverzekering wordt in den regel voldaan door het plakken van rentezegels op rentekaarten, en moet als regel betaald worden door den werkgever, zonder dat deze haar mag verhalen op het loon van den arbeider. Er zijn evenwel gevallen, waarin de verzekerde zelf de premie moet betalen, nl. :
a. wanneer hij bevoegd is de verklaring af te leggen, dat de verzekering vervallen is;
b. indien hij over een kalenderweek geen werkgever heeft. Bij ziekte, (gedwongen) werkloosheid en werkstaking behoeft hij evenwel niet te betalen. De verplichting tot doorbetalen voor den verplicht-verzekerde bestaat dus b.v., wanneer hij geen werkgever heeft, omdat hij gedurende een week of langer als ondernemer arbeidt, of geen werkgever wil hebben.
Is de arbeider ziek en krijgt hij uitkeering ingevolge de Ziektewet, dan betaalt de Ziekenkas, die hem die uitkeering doet, de premie.
De werkgever behoeft geen premie te betalen over weken, waarover geen loon verschuldigd is, b.v. wegens ziekte van den werknemer en voorts niet, wanneer het door hem verschuldigde loon slechts een bijverdienste voor den arbeider is. In het laatst bedoelde geval wordt dus verondersteld, dat de arbeider nog een ander arbeidscontract heeft, waaruit hij zijn hoofd-inkomsten trekt.
Over een kalenderweek, waarover door een ander reeds voor den arbeider is geplakt, behoeft door den werkgever niet opnieuw een zegel geplakt te worden.
Ontheffing premiebetaling
Heeft een arbeider een pensioen of rente van ten minste ƒ 156 per jaar, dat voldoende gewaarborgd is, dan kan hij ontheven worden van premiebetaling. Hetzelfde is het geval, als de arbeider krachtens de ongevallenwet een rente van minstens ƒ 156 per jaar geniet wegens een arbeidsongeschiktheid van minstens 50%. Deze ontheffingen worden verleend voor een bepaalden termijn, die voortdurend kan worden verlengd.
Voor den arbeider, die ontheven is van de verplichting tot premiebetaling, is ook door den werkgever geen premie verschuldigd.
Deze ontheffingen kunnen op verzoek van den arbeider worden ingetrokken en kunnen dan niet weder op denzelfden grond worden verleend.
65 jaar en invaliditeitsrente
De arbeider, die in het genot is van een invaliditeitsrente, of die den leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, is van rechtswege ontheven van de premiebetaling. Voor hem is de werkgever dus ook geen premie verschuldigd.
Achterstallige premie
De Raad van Arbeid is bevoegd tegen een werkgever, die de door hem verschuldigde premies niet tijdig betaalt, een dwangbevel uit te vaardigen, medebrengende het recht van parate executie. De premie, door den arbeider zelf verschuldigd, wordt evenwel niet door rechtsmiddelen ingevorderd.
Renteboekje
Bij het uitreiken van de eerste rentekaart krijgt de verzekerde tevens een renteboekje, waarin door den Raad van Arbeid wordt aangeteekend de hoegrootheid van het bedrag der vereffende premies. Ook dit boekje blijft bij den verzekerde in bewaring. Duplicaten van een renteboekje kosten ƒ 0.20.
Aanmelding
Een ieder, die arbeider wordt, is verplicht zich in persoon aan te melden bij den Raad van Arbeid en aldaar de noodige inlichtingen te geven. Blijkt hij dan verzekeringsplichtig te zijn, dan wordt hem een rentekaart uitgereikt, waarop de zegels geplakt moeten worden. Die kaart moet de verzekerde bewaren, maar hij kan haar ook tegen ontvangstbewijs in bewaring geven bij den werkgever.
Kaart overleggen aan werkgever
Doet hij dit niet, dan moet hij bij iedere uitbetaling van het loon de rentekaart overleggen om er door den werkgever de verplichte zegels op te laten plakken. Legt hij de rentekaart niet over, dan heeft hij geen recht op de uitbetaling van zijn loon. Op deze wijze kan de werkgever den arbeider indirect dwingen om de rentekaart over te leggen.
Wordt het loon niet in geld uitbetaald, b.v. bij beslag of verpanding, dan moet de arbeider de rentekaart eveneens overleggen tot het plakken der zegels. Doet hij dat niet,
dan kan de werkgever het zegel opsturen aan den Raad van Arbeid, die het op de kaart plakt, of indien de verzekerde nalatig blijft in het overleggen van zijn kaart, het zegel vernietigt.
Dagteekening zegel.
De zegels moeten, na opgeplakt te zijn, voorzien worden van een datum. Laat de werkgever dit na, dan wordt hij geacht het zegel niet te hebben geplakt, tenzij hij het bewijs levert, dat het zegel door hem over die week geplakt is.
Aan een werkgever, die geregeld 25 of meer arbeiders in dienst heeft, kan worden toegestaan de zegels niet te dagteekenen, maar alleen de eerste zes bij het in dienst treden en het laatste bij het teruggeven van de rentekaart aan den arbeider.
Inlevering bij overlijden
Na het overlijden van den verzekerde moet degene, die op dat oogenblik de kaart onder zich heeft, (of indien hij later dan 7 dagen na het overlijden daarvan bericht krijgt, dan binnen 3 dagen, nadat hij het bericht ontving) deze opsturen aan den Raad van Arbeid. Daartoe zijn in de eerste plaats verplicht de samenwonende echtgenoote en andere verwanten, tenzij zij aannemelijk maken, dat de overledene de rentekaart niet onder zich had. Zijn er een weduwe en weezen, die aanspraak hebben op een rente, dan wordt met de kaart gehandeld, alsof de overledene haar had ingediend om haar buiten gebruik te stellen.
Gemoedsbezwaren.
Evenals in de Ongevallenwet hebben wij ook in de Invaliditeitswet een regeling om tegemoet te komen aan gemoedsbezwaren van hen, die tegen elke verzekering bezwaar hebben.
De regeling komt in het kort hierop neer, dat, indien de arbeider bezwaar heeft tegen de verzekering, de zegels toch voor hem geplakt worden, maar dat alles feitelijk buiten hem om gaat, zoodat hij er niets van merkt. Verzekerd is de arbeider echter dan toch.
Heeft de werkgever gemoedsbezwaar, dan plakt het Rijk voor zijn werklieden de zegeltjes, maar de werkgever betaalt, hetgeen hij op die manier spaart, als extra inkomstenbelasting weer aan het Rijk terug, zelfs nog met een verhooging van 25 %.
Buitengebruikstelling
Voordat de geldigheidsduur van een rentekaart is verstreken, moet zij door den Raad van Arbeid buiten gebruik gesteld worden; de geldige premiën worden er op aangeteekend (vereffend). Daartoe moeten de kaarten ingeleverd worden bij den Raad van Arbeid. Die inlevering moet derhalve tijdig geschieden, en in ieder geval vóór het verstrijken van den geldigheidsduur. Wordt de kaart te laat ingeleverd, dan wordt zij weliswaar geacht tijdig te zijn ingeleverd, maar alleen als de verzekerde op den dag der inlevering den leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt. Is die leeftijd wel bereikt, dan kan de te late inlevering tot gevolg hebben, dat een aantal geplakte zegels ongeldig wordt verklaard. En zelfs als de leeftijd van 55 jaar door den verzekerde nog niet is bereikt, kan hetzelfde gevolg van te late inlevering intreden, wanneer nl. binnen twee jaar na de inlevering invaliditeitsrente wordt aangevraagd. Het verdient dus in ieder geval aanbeveling er op te letten, dat de kaarten tijdig aan den Raad van Arbeid worden opgezonden.
Verloren kaart.
Aan zegels, geplakt op een kaart, die niet buiten gebruik wordt gesteld, wordt geen enkel recht ontleend. Gaat echter een kaart door brand of op andere wijze te niet, dan wordt de schade aan den verzekerde vergoed, indien hij kan aantoonen, dat, en hoeveel zegels geplakt waren op de verloren kaart.
Na de buitengebruikstelling wordt onmiddellijk een nieuwe rentekaart opgemaakt en aan den verzekerde uitgereikt.
Contrôle
De werkgever is verplicht aan de ambtenaren van den Raad van Arbeid inzage van zijn boeken te geven voor wat betreft den arbeid en het loon van den arbeider. Voorts moeten werkgever en arbeider alle inlichtingen geven omtrent de naleving der wet door hen zelven en hun gewezen patroons of arbeiders.
Geschillen.
Over verschillende geschillen, die naar aanleiding van de bepalingen der I. W. kunnen rijzen over het bestaan van verzekeringsplicht, wie de premie moet betalen, enz. beslist in eerste instantie de Raad van Arbeid, meestal met beroep op een Raad van Beroep, van welks uitspraken wederom beroep open staat bij den Centralen Raad van Beroep te Utrecht.
De werkgever kan den verzekeringsplicht van zijn werknemer niet betwisten op grond van diens invaliditeit. Dit kan wel de arbeider zelf, en wanneer hij daaromtrent met den Raad van Arbeid verschilt, kan een onderzoek worden opgedragen eerst aan één geneeskundige, en, indien de Raad en de arbeider dan nog blijven verschillen, aan een commissie van drie geneeskundigen en drie loonkundigen, waarvan de arbeider één geneeskundige en één loonkundige mag aanwijzen. Oordeelt de meerderheid der geneeskundigen en der loonkundigen in overeenstemming met den arbeider, dan is de Raad van Arbeid daaraan gebonden. Anders neemt hij een beslissing naar eigen inzicht, op grond van het verslag der commissie. Hangende het onderzoek kan de Raad van Arbeid voorloopige maatregelen nemen, een voorloopige rentekaart opmaken, enz.
Navordering
De Raad van Arbeid kan, indien door of voor een arbeider te weinig geplakt is, het te weinig betaalde na vorderen, event. verhoogd met 10 %. Geen navordering heeft plaats over weken, die meer dan twee jaar verstreken zijn, of van weken, die liggen binnen den geldigheidsduur van een reeds vereffende kaart. Is evenwel de navordering begonnen vóór de vereffening, dan kan de navordering na de vereffening worden voortgezet. De rentekaart wordt met hetgeen nagevorderd is, aangevuld en zoo noodig door een nieuwe vervangen. De Raad van Arbeid kan in verband met een in te stellen navordering ook met de vereffening van een rentekaart wachten. Over de rechtmatigheid der navordering wordt event. in beroep geoordeeld door de Raden van Beroep en den Centralen Raad van Beroep.
Beroep
Van een groot aantal beslissingen, door de R.V.B. of den Raad van Arbeid krachtens de I. W. gegeven, staat beroep open op een Raad van Beroep, en van diens uitspraak op den Centralen Raad van Beroep. Aangezien de bevoegdheid om hooger beroep aan te teekenen op de desbetreffende schriftelijke beslissing is medegedeeld, alsmede de termijn, waarbinnen dat beroep moet worden ingesteld, heeft het weinig practisch nut, daarop hier verder in te gaan.
Door het overlijden van den verzekerde gaat het recht van beroep over een beslissing betreffende een ouderdoms- of invaliditeitsrente verloren. Hetzelfde geldt van een weduwen- en weezenrente bij het overlijden van die weduwe, resp. alle weezen.
Overgangsbepalingen
Het is duidelijk, dat indien het systeem der verzekering, dat door de wet wordt gehuldigd, zonder meer zou zijn vastgehouden, de resultaten der I. W. slechts op den zeer langen duur merkbaar zouden worden en dat de thans levende oudere generatie er niets aan zou hebben. Men denke slechts aan de bepaling, dat arbeiders ouder dan 35 jaar niet in de verplichte verzekering kunnen worden opgenomen.
Ten einde ook het thans levende, oudere geslacht van de voordeelen der wet te doen profiteeren, is een stel overgangsbepalingen opgenomen, die het mogelijk maken, dat oudere arbeiders of direct een rente kregen, zonder dat zij ooit rente hadden betaald, óf dat zij in de verplichte verzekering worden opgenomen met bijzondere voordeelen, ten einde de rente niet al te laag te doen zijn. Vrijwel allen, die thans den leeftijd van 50 jaar hebben bereikt of overschreden, zijn verzekerd of ontvangen hun rente krachtens de overgangsbepalingen, die dus uitermate belangrijk zijn. Intusschen moeten wij er van afzien ze hier nader te omschrijven, omdat zij, hoe belangrijk ook, het systeem der wet ten slotte niet raken.
Strafbepalingen
De wet bevat eindelijk een aantal strafbepalingen om de richtige naleving der door haar opgelegde verplichtingen, zoowel door arbeiders als door werkgevers, te verzekeren en om fraude bij aangifte, enz. tegen te gaan.