(o.), de wijze waarop de stemplooien aan het trillen worden gebracht om een verschil in toonhoogte te verkrijgen;
lichte stem, syn. falsetstem, kopstem; hoog stemgeluid, met een fundamentele frequentie bij mannen van 150-750 Hz en bij vrouwen van 220-1700 Hz, dat wordt voortgebracht door strak gespannen stemplooien. Bij een extreem hoge frequentie spreekt men van een fluitstem;
modale stem, syn. borststem, middenstem; stemgeluid, met een fundamentele frequentie bij mannen van 75-500 Hz en bij vrouwen van 130-750 Hz, dat wordt voortgebracht door relatief ontspannen stemplooien;
pulsatiestem, syn. vocal fry, laag stemgeluid, met een fundamentele frequentie van 1-70 Hz, bij zowel mannen als vrouwen, dat wordt voortgebracht door ontspannen stemplooien.