(v.(m.)), syn. taalvermogen, competentie; de intuïtieve kennis die de taalgebruiker heeft van zijn moedertaal, waardoor hij in staat is om op creatieve wijze in principe alle mogelijke zinnen in zijn taal te produceren en te verstaan volgens de bedoeling ervan; → performance;
communicatieve ~ de vaardigheid om taal in communicatieve situaties adequaat te gebruiken;
linguistic ~, het beheersen van de regels van het taalsysteem in strikte zin.