Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Hugo Claus

betekenis & definitie

Vlaams dichter, romancier en toneelschrijver (Brugge 5.4.1929-Antwerpen 19.3.2008). Na de oorlog leidde hij jarenlang een min of meer zwervend bestaan in Frankrijk, België en Italië.

In Parijs kwam hij in contact met Nederlandse experimentele dichters als Vinkenoog en Campert, en met schilders van de Cobra-beweging. Van 1955 tot 1966 woonde hij Gent, maar bleef grote reizen maken; later woonde hij enkele jaren in Amsterdam en Parijs, daarna weer in Gent. Claus is ook werkzaam als schilder en als toneel- en filmregisseur. Redacteur van Tijd en Mens (1949-‘55), Nieuw Vlaams Tijdschrift (1952-‘83) en De Gids (1970-‘74). Constantijn Huygensprijs 1979, Prijs der Nederlandse Letteren 1986, Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan 1999. Pseudoniem: Dorothea van Maele. Claus heeft een heel groot en veelzijdig oeuvre op zijn naam staan: ongeveer 35 gedichtenbundels, ruim 30 romans, novellen en verhalenbundels, ruim 20 oorspronkelijke toneelstukken en een vijftiental bewerkingen/vertalingen van buitenlandse toneelschrijvers. Paul Claes: ‘De enige norm waaraan hij zich schijnt te houden is die van de variatie.’

Zijn poëtisch oeuvre is zo groot en zo afwisselend (vooral na 1970) dat er verschillende termen op van toepassing zijn. De gedichten uit de vroege jaren ’50 worden meestal tot de experimentele poëzie gerekend. Zijn beste bundel uit die periode is De Oostakkerse gedichten (1955), voor een groot deel liefdesgedichten. Voor zijn volgende bundel, Een geverfde ruiter (1961), is de term ‘maniëristisch’ gebruikt vanwege de ingewikkelde cultuurhistorische verwijzingen. In Heer Everzwijn (1970) is dit nog sterker het geval: de gedichten uit deze en enkele andere bundels bestaan (onder invloed van de Amerikaanse dichter Ezra Pound) voor een groot deel uit verwijzingen naar en citaten uit allerlei cultuurhistorische bronnen. Tegelijk schreef hij in deze periode echter ook maatschappelijk geëngageerde gedichten en persoonlijke gelegenheidsgedichten, zoals in de bundel Van horen zeggen, eveneens uit 1970.

< >