Spaans volksgedichtje van vier regels met elk acht lettergrepen (of afwisselend zeven en vijf) over elementaire menselijke zaken als liefde, haat, heimwee, verdriet, enz.; niet zelden is er een humoristische, ironische of cynische ondertoon. De meeste copla’s zijn al heel oud. In Nederland werden Spaanse copla’s bewerkt en nagevolgd door J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958) en Hendrik de Vries (1896-1989). Een voorbeeld van De Vries:
Mijn schoonmoeder ligt op sterven;
Wie een boodschap heeft voor de hel
Moet zich haasten haar op te zoeken:
Het einde nadert snel.