Gepubliceerd op 13-06-2017

Spaanse burgeroorlog (1936-39)

betekenis & definitie

Burgeroorlog tussen de republikeinen en de nationalisten in Spanje.

In 1930 kwam in Spanje een einde aan de dictatuur van generaal Miguel Primo de Rivera. Toen de republikeinse partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1931 een overwinning behaalden, verliet koning Alfonso XIII het land. Hoewel Alfonso weigerde afstand te doen van de troon, werd in Spanje de republiek uitgeroepen. Onderlinge tegenstellingen tussen de aanhangers van de republiek leken op een korte levensduur te wijzen. De vorming van een Volksfront van linkse partijen in 1935 en een verkiezingsoverwinning van de Volksfront-partijen in februari 1936, deden de kansen keren.



Toen in Spaans-Marokko gelegerde troepen op 17 juli 1936 onder leiding van generaal Francisco Franco in opstand kwamen tegen de republikeinse regering, begon de Spaanse burgeroorlog. De opstand sloeg na een dag over naar Spanje en groeide uit tot een burgeroorlog. De nationalisten hadden hun aanhang onder rechtse militairen, grootgrondbezitters, de rooms-katholieke Kerk en de fascistische Falange Española. De republikeinen kregen steun van de arbeiders en diverse linkse groeperingen. Tijdens de strijd leverden Duitsland, Italië, Portugal en het Vaticaan (de pauselijke residentie) wapens, soldaten en geld aan de nationalisten. Met name voor Hitler vormde de Spaanse burgeroorlog een ideale test voor de Duitse luchtmacht (bombardement op Guerníca y Luno). Frankrijk was op de hand van de republikeinen en de Sovjetunie verleende alleen steun aan de communististen. Verder namen vrijwilligers van de Internationale Brigade deel aan de verdediging van de democratisch gekozen regering.

Behalve politieke en ideologische tegenstellingen speelde ook het separatisme een rol. Regio's als Baskenland en Catalonië zagen in de oorlog een geschikte kans meer zelfstandigheid te krijgen en daardoor losser van Madrid te komen. Mede daardoor was de Spaanse bevolking hopeloos verdeeld.

De stad Burgos werd het hoofdkwartier van de nationalisten. De regering trok uit het verdeelde Madrid naar Valencia en later naar Barcelona. Madrid werd het voornaamste doel van de nationalisten; de stad werd tweeëneenhalf jaar belegerd. In 1937 veroverden Franco's troepen Baskenland. In augustus 1938 lanceerden de republikeinen een wanhoopsoffensief dat tot de Slag bij de Ebro (augustus-november) uitgroeide. Het offensief mislukte. Op 26 januari 1939 viel Barcelona in nationalistische handen; eind maart capituleerde Madrid. In de oorlog die door beide partijen met ongekende terreur werd gevoerd, kwamen ongeveer zevenhonderdduizend mensen om het leven.

Na de overwinning van de nationalisten werd Franco dictator; hij schakelde zijn politieke tegenstanders volledig uit door ze in concentratiekampen en gevangenissen te laten opsluiten of ze te laten vermoorden.