Fobie in de VS voor communistische bedreigingen van de samenleving, genoemd naar senator Joseph McCarthy.
McCarthy slaagde erin zijn communistenhaat op de natie over te brengen vanwege de wijdverbreide angst voor het oprukkende communisme. De vorming van het Oostblok, de Koreaanse oorlog en het ontstaan van de Volksrepubliek China voedden die angst. Het McCarthy-isme werd ook bevorderd door een aantal geruchtmakende spionageprocessen tegen onder meer Alger Hiss en het echtpaar Rosenberg. Duizenden Amerikanen, vooral mensen met een intellectuele of artistieke achtergrond, werden het slachtoffer van meestal volkomen uit de lucht gegrepen beschuldigingen. Het McCarthy-isme richtte zich ook tegen bibliotheken, die `gezuiverd' werden van communistische werken. Het McCarthy-isme ontaardde in de jaren 1950-54 in een heksenjacht tegen iedereen die van een linkse voorkeur werd verdacht, vooral sinds McCarthy in 1953 voorzitter van de Senaatscommissie voor het onderzoeken van onamerikaanse activiteiten werd. De Senaat greep pas in december 1954 in, toen McCarthy begonnen was militairen te verhoren, daarmee suggererend dat ook het Amerikaanse leger door communisten was geïnfiltreerd. Het McCarthy-isme ebde toen snel weg.